Heilige, koning van Northumberland. * 604 (605), ♱ 6 Aug. 642. Zoon van koning Ethelfrith en broeder van den H. Ebba. Na den dood zijns vaders gedwongen naar Schotland te vluchten, waar hij door de monniken van Iona gedoopt wordt. 634 heroverde hij zijn land en voerde er het Christendom in.
In den slag van Maserfelth in 642 werd hij gedood. Al spoedig vereerd in Engeland, Schotland, Duitschland, Vlaanderen en andere landen. Zijn naam heeft reeds in de 10e eeuw een vaste plaats in den heiligenkalender van Engeland. Feestdag 5 of 9 Augustus.
Feugen.Lit.: Lives of Saints (ed. W. Skeat, II Londen 1900, 124-143): C. A. Bernoulli, Die Heiligen der Merowinger (1900, 199-203); Beda, Hist. Eccl. 2; Acta S.S. (Aug. II).
De H. koning Oswald is de held geworden van een Middelhoogduitsch volksepos, dat in twee jongere redacties, die van München en die van Weenen, bewaard is: hij wordt er de held van een bruidvaartsage. Hij zendt een met menschenstem begaafden raaf tot Pamige, de dochter van den heidenkoning Aron, om haar toestemming te vragen; komt haar met twaalf als goudsmeden verkleede gezellen halen en wint haar ten slotte op haar vader, die zich bekeert. Aan het einde komt de bekoring door den bedelaar, die bij het feestmaal verschijnt en het eene bezit na het andere, tot zijn rijk toe, van den koning eischt. Als deze hem alles weggeschonken heeft, laat de bedelaar zich herkennen als Christus zelf. De legende werd ook in proza bewerkt. Het oorspr. gedicht moet ca. 1170 in de omstreken van Aken ontstaan zijn.
Uitg.: G. Baeseke, Der Münchener O. (1907); id., Der Wiener O. (een veel vlakkere redactie door een geestelijke uit de 14e eeuw) (1912).
Lit.: J. V. Zingerle (1856) ; H. W. Keim (1912). V. Mierlo.