Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Opzetcontract

betekenis & definitie

(Verbintenissenrecht), overeenkomst tusschen aannemers, van wie degene, wien het werk zal worden gegund, zich verbindt den anderen een bedrag uit te keeren, waartegenover dezen hetzij zich verbinden zich van mededinging te onthouden, hetzij goedvinden, dat degene, die bij het onderonsje de laagste inschrijver bleek, een bepaald bedrag op die som zet. Deze overeenkomst is slechts geoorloofd, wanneer aannemers aldus er voor waken, dat hun onderlinge mededinging hun belangen niet schaadt of hun wellicht verliezen berokkent (vergeefsche kosten en moeiten). In dezen zin de Nederlandsche rechtspraak; vgl. ook Duitsche uitspraken en art. 230 Zwits. Obl. recht. Petit.

Naar Belg. recht is een dergelijke overeenkomst in den regel ongeoorloofd, omdat partijen hierin doorgaans een middel zoeken om de mededinging uit te schakelen. Dit is in strijd met de vrijheid van den handel, die zelf een uitvloeisel is van de persoonlijke vrijheid, een grondwettelijk principe en dus van openbare orde. Sommigen achten uitzonderingen mogelijk; doch alleszins nimmer bij aanneming van openbare werken, daar in dit laatste geval de wetgever de openbaarheid van de aanbesteding voorschrijft om aan het bestuur de voordeelen van de mededinging te verzekeren. Daarenboven dient vermeld, dat art. 311 van het Belg. W. v. Str. (vgl. ook de wet van 18 Juli 1924) diegenen met een straf bedreigt, die, door eenig bedrieglijk middel, de stijging of de daling van den prijs der eetwaren of koopwaren of der publieke papieren en effecten bewerken. Kluyskens.

< >