(wisk.) kunnen ontstaan, wanneer men in zekere uitdrukkingen, waarin een veranderlijke grootheid x optreedt, aan x een bepaalde waarde x0 geeft; deze o. u. hebben de gedaante: 0 x ∞ (∞ is het teeken voor oneindig groot), 0/0, ∞ /∞ , ∞ —∞ , ∞ °, 0°, l∞ . Het kan echter zijn, dat die uitdrukkingen grenswaarden geven, indien men de waarden van zoo’n uitdrukking beschouwt voor alle waarden van x in een → omgeving van x0, en deze x-waarden tot x0 laat naderen. Zoo heeft sin x/x voor x = 0 de gedaante 0/0. Men vindt echter, dat sin x/x tot 1 nadert, indien men x tot 0 laat naderen. J.
Ridder.