heeft vsch. beteekenissen in het Gregoriaansche spraakgebruik der middeleeuwen.
1° Melodische formule, waarin alle typische wendingen en kenmerkende eigenschappen van een bepaalden kerktoon zijn samengevat; deed dienst als geheugenmiddel.
2° Versierings-vocalise, meestal aan het einde van een Alleluia, responsorie of antiphoon; wordt later ook pneuma genoemd.
3° Voor de gewone beteekenis, zie ➝ Neumen.