Te N., een wijk van Mechelen, ontdekte men (1901) op een diepte van ca. 5 m beneden de weiden langs de Dijle de overblijfselen van een vijftal woningen op palen. Tusschen het paalwerk vond men vele scherven, menschen- en dierengebeente, stukken verkoold hout, werktuigen uit hertengewei en been, een vaartuig vervaardigd uit een hollen eikenstam, enz.
Het paaldorp schijnt te stammen uit den La-Tènetijd en was nog bewoond, blijkens de overblijfselen, in den Rom. tijd en zelfs tot laat in de middeleeuwen.Lit.: de Loë, in: Bullet. d. Mus. Royaux du Cinquant. (IV 1901-’05, 3-6).
R. De Maeyer.