(Latijn: Corpus Christi Mysticum), figuurlijke uitdrukking, door St. Paulus gebruikt om de verhouding aan te geven van de leden der Kerk tot Christus en ook onderling: „Wij zullen in ieder opzicht opgroeien voor Hem, voor Christus, die het Hoofd is; door Hem wordt het gansche Lichaam samengevoegd en samengehouden, omdat elk gewricht zijn taak vervult, die ieder lid in het bijzonder is toegemeten en zoo voltrekt zich de groei van het Lichaam tot eigen opbouw in Liefde” (Eph. 4.15).
Ten gevolge van den levenbrengenden invloed van Christus worden de menschen, zoowel onderling als met Christus, blijvend verbonden in een organisch verband, waarin ieder zijn eigen taak heeft. Om deel uit te maken van dat Lichaam, moet de mensch „gedoopt worden tot gemeenschap met Christus” (Gal. 3.26-27).
Dat doopen veronderstelt echter een geloof (Gal. 3.26-27) en, om volledig lid te zijn, een geloof, dat de liefde insluit (1 Tim. 1.5). Daarom wordt de eenheid in het M.
L. door de Eucharistie, het Sacrament der Liefde, gevoed en voltooid: „Is de Kelk der zegening, dien wij zegenen, geen deelgenootschap aan het Bloed van Christus; is het brood, dat wij breken, geen deelgenootschap aan het Lichaam van Christus? Omdat het één Brood is, daarom zijn wij, hoe talrijk ook, één Lichaam; want allen hebben we deel aan dat ééne brood” (1 Cor. 10.16-17).Ten slotte wijst St. Paulus juist door het beeld van het M. L. op de veelheid van werken der leden. Hun verbinding met Christus is niet eenvormig en voor allen dezelfde, maar allen hebben, evenals ledematen van een Lichaam, onder leiding en stuwing van het Hoofd, ieder een eigen taak, waardoor ieder op zijn wijze meewerkt aan den groei en den uitbouw van heel het Lichaam, „totdat wij allen tot de eenheid des geloofs en der kennis van Gods Zoon zijn gekomen, een volwassen man zijn geworden en de mannenmaat van den volmaakten Christus hebben bereikt” (Eph.4.13; 1 Cor. 12.12-31; Rom. 12.3-8). Klaar blijkt hier, dat de sociale structuur van de Kerk een wezenlijke eigenschap is van Christus’ Kerk.
In verbinding met het beeld van het M. L. gebruikt St. Paulus ook dat van het huwelijk (Eph. 6.23-29), en van een bouwwerk (Eph. 2.20-22), terwijl we bij St. Joannes (cap. 15) dezelfde gedachten uitgedrukt zien in het beeld van den wijnstok. Lit.: Fr. Jürgensmeier, Het M. L. van Christus (1936); B.
Luyckx, Onze eenheid in Christus (1936); E. Mersch S.J., Le corps mystique du Christ (2 dln. 1933).
v. d. Putte.