Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Corpus

betekenis & definitie

Corpus - (Lat., = lichaam).

Corpus of Christus-corpus noemt men het Christusbeeld op een kruis.

Corpus als verzamelwerk:

1° Corpus inscriptionum, een verzamelwerk van inscripties of opschriften, waaronder volgens A. Boeckh behooren: litteraire gedenkstukken, die op duurzaam materiaal, als hout of steen, geschreven zijn. → Epigraphie. Reeds in de Oudheid werden verzamelingen van inscripties aangelegd; ook de Byzantijnen maakten dergelijke verzamelwerken. Een groot aantal boeken en tijdschriften bevatten duizenden Grieksche en Latijnsche inscripties. De twee grootste verzamelwerken, die nog voortgezet werden, zijn: het Corpus Inscriptionum Graecarum (C.I.G.), door A. Boeckh begonnen in 1825, voortgezet tot 1877; opnieuw bewerkt en voortgezet onder den titel Inscriptiones Graecae (I.G.), van 1873 af; en het Corpus Inscriptionum Latinarum, begonnen onder leiding van Fr.

Ritschl en Th. Mommsen (C.I.L.) 1863 en sedert dien voortgezet. Beide corpora verschijnen onder de auspiciën der Pruisische Academie. Davids Verder verdienen nog vermelding: het Corpus Inscriptionum Semiticarum, uitgegeven door de Academie van Parijs; het Weener Corpus der KleinAziatische inscripties; het Corpus Inscriptionum Graecarum Christianaram, van Laurent-Cumont, en Inscriptiones Christianae urbis Romae VII saeculo antiquiores, van de Rossi.

2° Corpus iuris civilis, → Codificatie van Justinianus.
3° Corpus iuris canonici (C.i.c.) is de Voorn. rechtsverzameling der Kath. Kerk van de middeleeuwen af tot aan den nieuwen → Codex Iuris Canonici (1918). Het C.i.c. bestaat uit 5 verschillende deelen:
1° het → Decretum van Gratianus, een private rechtsverzameling van omstreeks 1140;
2° de officieele decretalenverzameling van Gregorius IX, van 1234, genaamd → Liber Extra;
3° de officieele decretalenverzameling van Bonifatius VIII, van 1298, genaamd → Liber Sextus;
4° de officieele decretalenverzameling van Clemens V, van 1317, genaamd •→ Clementinen;
5° de beide private verzamelingen van decretalen, genaamd Extravagantes, t.w. Extravagantes van Joannes XXII en Extravagantes communes, beide door den Franschen canonist Jean Chappuis uitgegeven in 1500.

De officieele naam C.i.c. is aan de verzameling gegeven op last van Gregorius XIII (1580), in aansluiting aan het Rom. recht, waar „corpus iuris” een afgesloten rechtsverzameling beteekende. Men sprak van C.i.c. clausum, zonder de Extravagantes, en van C.i.c. non clausum, met de Extravagantes.

Het C.i.c. is in zijn vollen omvang nooit een kerkelijk wetboek met officieele gelding geweest, daar sommige deelen ervan (Decretum van Gratianus en Extravagantes) steeds private verzamelingen zijn gebleven; toch is het C.i.c. tot 1918 de voornaamste bron van het gemeene kerkelijk recht gebleven, zij het dan ook in onderdeelen gewijzigd of aangevuld door latere wetten van pausen en kerkvergaderingen, door concordaten en gewoonterecht.

Het C.i.c. was niet enkel een louter kerkelijk, doch ten deele ook een wereldlijk wetboek; met name op wereldlijk privaatrechtelijk gebied bevatte het nieuwe, vérdragende beginselen, als: vereischte van goede trouw gedurende den geheelen voor verjaring gevorderden tijd; rente-verbod. Wegens den engen band tusschen Kerk en Staat in de middeleeuwen verkreeg het C.i.c. toen ook voor het wereldlijk gerecht, tegelijk met het Corpus iuris civilis, gelding: in geval van strijd tusschen beide rechtsstelsels had het canonieke recht, als het jongere, den voorrang vóór het Romeinsche. Sedert het inwerkingtreden van den Codex Iuris Canonici heeft het C.i.c. enkel nog (overigens belangrijke) beteekenis als hulpmiddel ter uitlegging van het nieuwe recht.

Uitgaven zijn talrijk. O.a. authentieke van de Correctores Romani (1582); de beste critische uitgave van E. Friedberg (2 dln. Leipzig 1879—’81, anastatische nieuwe druk 1922, 1928).

Lit.: F. Laurin, Introductio in C.i.c. (Freiburg i. Br. 1889). Schweigman 4° Corpus Doctrinac, naam van Luthersche belijdenisgeschriften uit de 2e helft der 16e eeuw voor verschillende Duitsche landskerken (Hamburg, Brunswijk, Pommeren, Pruisen enz.). Ze verliezen grootendeels hun waarde, als in 1680 een gemeenschappelijk Konkordienbuch alle belijdenisgeschriften der geheele Duitsch-Luthersche kerk verzamelt. De Gereformeerden hebben iets dergelijks in hun Corpus Doctrinae et syntagma confessionum fidei, in 1612 te Genève uitgegeven.

Lit.: Realencycl. f. Prot. Theologie (IV).

5° Corpus Reformatorum, verzameling van werken van Hervormers der 16e eeuw (Melanchton, Calvijn, Zwingli enz.), door Bretschneider in 1827 begonnen. Telt thans bijna 100 deelen. Sinds 1919 begon Greving een dergelijk Corpus Catholicorum, waarin o.a. reeds werken van Eek, den Z. John Fisher, Cajetanus e.a. verschenen zijn.
6° Corpus Conlessionum, een sinds 1928 door C. Fabricius te Berlijn en Leipzig uitgegeven verzameling van bescheiden omtrent alle bestaande Christelijke gezindten: geloofsbelijdenissen, voorschriften omtrent kerkelijke inrichting, tucht en liturgie, preeken, catechismussen, liederen enz. Berekend op 24 afdeelingen, elk van een of meer deelen. Overrijke verzameling. Gorris III. Corpus als bond.
1° Corpus Catholicorum, zie onder Corpus Evangelicorum in dit artikel.
2° Corpus Evaugelicorum is de bond van Protestantsche rijksstanden op de Duitsche Rijksdagen, onder leiding van Keur-Saksen. Voorgoed gesticht op den Rijksdag van Regensburg in 1653. Sinds 1700 waren onder leiding van het aartsbisdom-keurvorstendom Mainz de Katholieken in een Corpus Catholicorum vereenigd. Godsdienstzaken in het Rijk werden voortaan niet bij meerderheid van stemmen beslist, maar door overleg tusschen deze beide bonden geregeld. Veel gewichtigs is er niet van uitgegaan en in 1806 houden ze, tegelijk met het Duitsche Rijk, op te bestaan.

Lit.: Lexik. f. Theol. u. Kirche (III). Gorris Corpus albicans Litteekenvorming in den eierstok als eindproduct van de Graafsche follikel, wanneer → ovulatie heeft plaats gehad. Vgl. Corpus luteum en Corpus rubrum.