Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Merovingers

betekenis & definitie

Het eerste Frankische koningshuis, aanvangend met Clodio (begin 5e e.). De tweede vorst was Merowech, naar wien het geslacht genoemd is. De meeste bekende heerscher daarvan is ➝ Clovis, die zich tot alleenheerscher van alle Frankische stammen maakte.

Na hem verzwakte de macht der M. door de herhaalde deelingen van het rijk onder de zonen van de overleden vorsten en de daaruit gevolgde burgeroorlogen, alsook door het onwaardig en bandeloos gedrag van vele leden van het geslacht. Ten gevolge van hun indolentie (les rois fainéants) maakten hun Karolingische hofmeiers hen tot schijnkoningen, totdat Pepijn in 753 den laatsten Merovinger Childerik III dwong in het klooster te treden en zelf koning werd. Hiermee begon het tweede Frankische koningshuis, dat der Karolingers.Onder de M. heeft de Kerk, na aanvankelijk zegenrijke werkzaamheid, veel te lijden gehad en is zij, door hun willekeur, tot diep verval geraakt, waaruit zij door Bonifatius en de latere Karolingers weer is opgeheven (zie ➝ Frankrijk, sub Gesch.).

Gorris.

Merovingische bouwkunst. De oudste bouwkundige resten in het rijk der Franken wijzen op een groote afhankelijkheid van de late Romeinsche architectuur; dikwijls vergenoegde men zich zelfs met het verbouwen van bestaande Antieke monumenten. Voor het overige paste men in den kerkbouw zoowel de basiliek als het centrale type toe (dit laatste speciaal voor doopkapellen). De wanden werden versierd met nissen en er voor geplaatste zuilen.

Monumenten: St. Pierre te Vienne (5e e.), St. Jean te Poitiers en St. Laurent te Grenoble (beide 7e e.), St. Gereon te Keulen (zie afb. 4 op de plaat t/o kolom 288 in dl. XV).

Vermeulen (Handb. der Ned. Bouwk.) meent, dat de zgn. Romeinsche kelder onder, benevens eenige muurfragmenten aan de O. L. Vrouwekerk te Maastricht, ook tot de Merov. bouwkunst moeten worden gerekend.

v. Embden.

Merovingisch oorkondenschrift is in de palaeographie het schrift van de kanselarij der Merovingische koningen, der Frankische majordomen en der eerste Karolingers. Ook de privé-oorkonden der 8e eeuw staan, althans ten N. der Alpen (St. Gallen), onder invloed van het Merov. oorkondenschrift. Enkele boeken, bijv. het Lectionarium van Luxeuil (665), zijn in dit schrift geschreven. Karakteristiek zijn de zeer lange schaften en overdreven aaneensluiting der letters en overvloed van ➝ ligaturen. De letters zijn boven en onder dikker.

Lit.: B. Bretholz, Lat. Paläogr. (Leipzig-Berlijn 31926).

Lampen.

Merovingisch schrift is in de palaeographie het schrift, dat zich uit de jongere Romeinsche cursief ontwikkelde. De letters zijn zeer smal en lang en staan dicht opeen. Daardoor onderscheidt zich dit schrift van dat der Ital. schrijfscholen en der pauselijke kanselarij. Vooral werd dit schrift gebruikt als Merovingisch oorkondenschrift (zie boven). Lampen.