(plantk.), een witte, gele of oranje vloeistof, die in sommige planten of plantendeelen wordt aangetroffen en bij verwonding meestal uit het sneevlak naar buiten komt. Het melksap bevindt zich in melksapvaten, bijv. Papaveraceae, Campanulaceae en sommige Compositae, zooals de paardenbloem, of in melksapcellen, bijv.
Euphorbiaceae, Asclepiadaceae en sommige Urticaceae.Melksapvaten zijn buizen, die ontstaan zijn uit reeksen van cellen, waarvan de tusschenschotten geheel of ten deele verdwenen zijn. Zij vormen zijdelingsche vertakkingen, die zich met naburige melksapvaten in verbinding stellen, zoodat dikwijls een netwerk van melksapvaten aanwezig is. Melksapcellen worden reeds in de kiem aangelegd; zij groeien mee met het omringende weefsel, waarbij zij zich echter niet deelen, maar alleen uitgroeien tot lange buizen, die ook vertakkingen kunnen krijgen.
Evenals melk is m. een emulsie; in het m. worden druppeltjes gom, hars, caoutchouc, gutta-percha, vet en was aangetroffen. Als opgeloste stoffen kunnen looistoffen, glycosiden, giftige alkaloiden en enzymen, als vaste stoffen zetmeelkorrels en eiwitstoffen aanwezig zijn. M., dat in de lucht spoedig in vasten toestand overgaat, dient voor de afsluiting van wonden, maar wordt ook beschouwd als een beschermingsmiddel tegen den beet van dieren. Melsen.