Apostel en Evangelist. De Hebr. naam Mattai is waarsch. een afkorting van Mattanjah = geschenk van God. Zeker is de tollenaar M. van het eerste evangelie en de Levi van Lucas en Marcus, die in dezelfde omstandigheden tot het apostolaat geroepen wordt, dezelfde persoon.
Hij was de zoon van een zekeren Alphaeus en tollenaar in Capharnaum. Toen Jesus hem geroepen had, volgde hij den Meester en gaf een gastmaal aan Jesus en zijn leerlingen en zijn vroegere ambtgenooten. Verder wordt hij alleen nog genoemd in de apostellijsten.
Zijn latere lotgevallen zijn onbekend. Hij werkte ongetwijfeld eerst in Jerusalem en Palestina. De traditie is niet eensluidend over de landen, waarin hij later arbeidde.Voor voorstelling in de kunst, zie → Evangelist. Zie plaat; vergelijk den index in kol. 831/832. Zie verder afb. 1 op de pl. t/o kol. 753 in dl. VI.
Evangelie van Matthaeus
a) Het Arameesche evangelie.
Matthaeus schreef volgens de traditie een evangelie in het Hebr. of waarschijnlijker in het Arameesch voor de bewoners van Palestina. Het voornaamste getuigenis der traditie is van Papias. De inhoud wijst op een Palestijnschen schrijver en staat in niets de toewijzing aan M. in den weg. Omdat Papias wat M. schreef, betitelt met den naam logioon (= spreuken des Heeren), meenden sommige auteurs, dat M. enkel een verzameling van spreuken van Jesus had samengesteld. Deze meening is niet te houden. Synoptische kwestie.
Een dgl. verzameling is onbekend aan de oude schrijvers. De kerkelijke schrijvers identificeeren wat M. geschreven heeft met ons evangelie. Dit Arameesch evangelie is geschreven in de jaren 50-60, waarsch. voor de Christenen uit de Joden. Sommigen meenen, dat het gericht was tegen een Joodsch geschrift. Deze oorspr. tekst is reeds spoedig verloren gegaan.
b) Het Grieksche evangelie, dat wij alleen nog bezitten, is identiek met het oorspr. werk. Dit volgt uit het feit, dat de schrijvers der Oudheid en ook de Kerk geen ander evangelie citeeren en kennen. De Bijbelcommissie spreekt van een substantieele overeenkomst. De vertaling is niet slaafsch en men kan eenige veranderingen aannemen. Men moet echter kunnen zeggen, dat de vertaling werkelijk het evangelie van M. is. Door wien en wanneer deze tekst is tot stand gekomen, is onbekend. Het evangelie behandelt de genealogie van Christus, de geboorte en eenige feiten uit de Kindsheid, van het openbaar leven vnl. Jesus’ arbeid in Galilea, en ten slotte het laatste optreden in Jerusalem, Christus’ dood en verrijzenis. M. laat vooral uitkomen, dat Jesus de beloofde Messias is, die door de Joden niet wordt erkend, maar steeds heftiger bestreden. Jesus de Messias spreekt over zijn rijk, verzamelt leerlingen en onderricht ze en sticht zijn gemeenschap met Petrus als hoofd. De natuur van het rijk wordt nader verklaard in parabels en laatste redevoeringen. De evangelist is onvolledig in de weergave der feiten en volgt niet in bijzonderheden de chronologische volgorde. Systematisch is zijn werk opgebouwd. Het Grieksch is volkstaal maar zeer mooi evenals de stijl. Het was steeds het meest gelezen evangelie. Over de verhouding tot de andere evangeliën, zie → Synoptische kwestie.
Lit. o. a.: M. J. Lagrange, L’évangile selon S. Matthieu (1923); P. Dausch, Die drei alteren Evangeliën (41932) ; W. Lauck, Das Evangelium des hl.
Matthaus und des hl. Markus (1935) ; J. Keulers, De Boeken van het N. T. (1935-1936). C. Smits.
Evangelie van Pseudo-Matthaeus, → Maria-apocriefen (sub A 1°, Evangelie van Maria’s Voortkomst).
Handelingen van Matthaeus, een apocrief geschrift uit de 4e of 6e eeuw en bewaard in een Gr. tekst en een oude Lat. vertaling.
Lit.: Lipsius-Bonnet, Acta apostolorum apocrypha (II 1 Leipzig 1898, 217-262).