Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Magnificat

betekenis & definitie

De lofzang door Maria aangeheven bij haar bezoek aan haar nicht Elisabeth als antwoord op den groet van Elisabeth, die het geheim van haar goddelijk moederschap op wonderbare wijze kent. Hij is ons overgeleverd door den Evangelist Lucas (Lc. 1. 46-551. Deze lofzang wordt M. genoemd naar het eerste woord der Lat. vertaling.

Het is niet zoozeer een gedicht als een gebed, waarin Maria haar dankbaarheid uit. Sommige auteurs verdeelen den lofzang in meerdere strophen. Het eerste gedeelte is een lofzang op Gods wonderbare voorzienigheid.

Het tweede gedeelte brengt de toepassing op Maria’s toestand. De beloofde Messias is gekomen. Van bijna alle verzen, uitgezonderd de laatste, kan men parallellen vinden in het O.

T., bijz. in de psalmen en in den lofzang van de moeder van Samuel (1 Reg. 2.1-19). Men wijst eveneens op andere feiten, waarbij Oostersche vrouwen spontaan haar gevoelens uitten in dichtvorm.

Maria sprak ongetwijfeld onder ingeving van den H.

Geest. Loisy en Harnack hebben getracht deze hymne toe te schrijven aan Elisabeth. Enkele Lat. hss. nl. uit later tijd hebben in plaats van: „En Maria sprak” de woorden: „En Elisabeth zeide”.

De inhoud zou volgens deze schrijvers ook beter overeenkomen met den toestand van Elisabeth. Deze meening is in strijd met alle Grieksche hss. en bijna alle vertalingen en met de traditie. De overeenkomst met bijbelsche citaten is niet te verwonderen.

De bijbellezing was dagelijksche praktijk der vromen in Israël.Lit. : o.a. F. M. Willam, Das Leben Marias, der Mutter Jesu (1936, 98 vlg.). C. Smits.

Liturgie. Het M. is een der drie lofzangen uit het Evangelie (cantica de Evangelio), die in het Kerkelijk Officie gebruikt worden; het vormt nl. het hoogtepunt der Vespers, waar het wordt voorafgegaan en gevolgd door een antiphoon en besloten met de collecta van den dag. Het wordt, als Evangeliewoord, staande gezongen en in den aanvang maakt men over zich zelf het kruisteeken (Congr. der Riten, deer. nr. 3127); op Zon- en feestdagen wordt onderwijl het altaar bewierookt. Zijn plaats in de Vespers had het reeds in de 6e eeuw bij de Benedictijnen, in Rome wellicht reeds te voren; in Gallië werd het toen in het Ochtendofficie' (Lauden) gezongen, gelijk heden nog in den Byzantijnschen ritus. Later kreeg het M. ook een plaats in de huiszegeningsplechtigheid op Driekoningen en bij de plechtige kroning van een Mariabeeld. ➝ Benedictus; Nunc dimittis. Louwerse.