Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Leuven

betekenis & definitie

(Fr.: Louvain),

A) eens een graafschap in midden-België.

Geschiedenis. In de 11e e. doet zich de titel van graaf van L. voor. Het graafschap heette gelegen op de grenzen van Brabant. De graaf van L. maakte aanspraak op den titel van hertog van Neder-Lotharingen; zijn tegenstanders noemden hem hertog van Brabant. Keizer Hendrik V verleende den hertogelijken titel aan het Leuvensche huis (1106); het huis van Limburg nam hem over (1128), maar ten slotte keerde hij terug op Godfried I van L. en bleef met zijn geslacht. Prims.

B) Een stad in Belg. Brabant, ten N.O. van Brussel, aan de Dijle; ca. 40 000 inw., grootendeels Kath.; opp. 424 ha. Bierbrouwerijen, graanhandel, leerlooierijen, fabrieken van schoenen, borstels, verven, conserven, kerksieraden; Philipsfabriek; ijzerfabriek; groentehandel. Zetel van een vrije Kath. Universiteit (zie onder). Het Rupelkanaal verbindt de stad met de Schelde.

Bezienswaardigheden.

L. bezit heerlijke parochiekerken: De St. Pieterskerk (15e e.) is rijk aan kunstvoorwerpen: Gotisch tabernakel (1433), hoogzaal (15e eeuw), gebeeldhouwde predikstoel (18e e.), witmarmeren communiebank (18e e.), twaalfarmige kroonkandelaar (16e e.), zwart-marmeren graven van Hendrik I en van Mathilde van Vlaanderen. Schilderijen: „Avondmaal” en „Marteldood van den H. Erasmus” door Dirk Bouts, „Kruisafneming” door R. van der Weijden, e.a. De O. L. Vrouwkerk (Gotisch, 13e e.). Ste Gertruidis-kerk (13e e.), met arduinsteenen torenspits (15e e.), koorstoelen door M. de Weijer, relikwieschrijn-monstrans van de H. Gertrudis, rijke kerkgewaden en schilderijen. St. Jacobskerk, met Romaanschen toren van rond 1200, bezit een 12 m hoog tabernakel (15e e.), relikwiekassen uit 14e en 15e e., talrijke oude houten beelden, alsmede vsch. schilderijen, o.a. H. Hubertus door G. de Crayer. St. Michielskerk, in Barokstijl (17e e.), met bemeubeling en schilderijen van P. J. Verhaghen, Quellijn, e.a. St. Janskerk of Begijnhofkerk (14ee., Gotisch), bezit als schilderijen een Pieta door G. de Crayer, Sinte Begga door Boeyermans, en andere door Verhaghen, Bosschaert, e.a. De St. Kwintenskerk, met schilderijen van G. de Crayer en de gebroeders Verhaghen.

Voornaamste openbare burgerlijke monumenten: het alombekende stadhuis (15e e., Gotisch), bouwmeester M. de Laeyens; de Lakenhalle (14e e.), heropgebouwd na den brand van 1914; overblijfselen van den eersten ringmuur en twee torens (12e e.) in het St. Donatuspark; de Romaansche poort (11e e.) van het burgerlijk hospitaal. Men treft er standbeelden aan van André Dumont, Justus Lipsius en Pater Damiaan.

Vrije middelbare onderwijsgestichten: het college der H. Drievuldigheid (Josephieten), en het St. Pieterscollege voor jongens; het Paridaengesticht, het gesticht der Miniemen en het gesticht van het Kind Jezus, voor meisjes. Staatsmiddelbare onderwijsgestichten: Middelbare school voor jongens. Middelb. school voor meisjes, Kon. Atheneum. Talrijke religieuze orden en congregaties hebben er hun klooster, meestal met bijbehoorende school of missiehuis: Benedictijnen (Cesarsberg), Dominicanen, Jezuïeten, Redemptoristen, Minderbroeders (Capucijnen, Franciscanen, Conventueelen), Assumptionisten, Servieten, Latranen, de Missionarissen van het Gezelschap van Maria (Montfortanen), Paters der H.H. Harten van Jezus en Maria (Picpus), Missionarissen van het Onbevlekte Hart van Maria (Scheutisten), Priesters van het H. Hart van Jezus, van O. L. Vrouw van Sion, Paters van den H. Geest, Lazaristen. Zusters van vsch. orden verstrekken onderwijs in lagere scholen of zijn werkzaam in klinieken, hospitalen, weeshuizen, colleges en gevangenissen. Voor de Leuvensche seminariën, zie in dit artikel sub Kath. Universiteit en verder het art. ➝ Priesteropleiding. Ghoos.

Geschiedenis.

L. is ontstaan bij Dyle en Voer, in het Loo. Hier versloeg keizer Arnulf van Karinthië de Noormannen (891). Hij zou er den eersten burcht gebouwd hebben. Brabant breidde zich uit naar het Oosten; het graafschap L., vereenigd met het Brusselsche, werd de kern van het Brabantsche hertogdom en L. werd er meteen de eerste stad in. Haar stadsvrijheid dagteekent van de tweede helft der 12e eeuw. Het georganiseerde ambachtswezen deed er zich gelden van af de tweede helft der 13e eeuw (Colneren tegen Blankaerden). Sedert het charter van Cortenberg (1312) is L. de eerste der geprivilegieerde steden van Brabant; en bij de achtereenvolgende stedenverbonden leidde L. de zaken. In 1360 (Coutereel) stonden de ambachten op tegen de geslachten (schepenen). Onder de Boergondiërs waakte L. over de belangen van het hertogdom, en zoo zette men een ruwaard (Philips van St. Pol) in de plaats van hertog Jan IV (1420). Men kende er ook opstand na den dood van Karel den Stouten (1477). In 1542 werd de stad door Maarten van Rossum’s handlanger, Nic. de Bossut, belegerd, en door de studenten bevrijd. Tijdens den Tachtigjarigen oorlog was L. steeds trouw aan de zijde van Brabant, tegen Oranje, tegen Holland. In 1635 werd de stad belegerd door Frederik Hendrik en zijn Fransche bondgenooten (Chatillon). De ontzetting van L. was het begin van de bevrijding der Zuidel. Nederlanden. Andermaal werd de stad door de troepen, nu Fransche, dan Oostenrijksche, geteisterd in 1745-’46. De Franschen bleven ten slotte de stad bezetten tot 1749. Men nam er ook sterk deel aan de Brabantsche omwenteling (1789). Eerst in den Franschen tijd verloor de stad haar voorrang en haar leiderschap, daar toen het Blijde-Inkomstregiem voor goed ophield en alle bestuur te Brussel gevestigd werd. In 1831 drong de Tiendaagsche veldtocht van de Hollanders tot L. door. In 1914 werd de stad verschrikkelijk geteisterd door de Duitsche troepen.

Lit.: Vanderlinden, Gesch. van de stad L.; Cuvelier, La formation de la ville de Louvain; Cuvelier, Les constitutions de la ville de L. Prims.

De Katholieke Universiteit te Leuven werd opgericht in 1425 door paus Martinus V, op aanvraag van hertog Jan IV van Brabant, die aan de vervallen stad haar ouden luister wilde terugschenken. Het nieuwe Studium generale werd opgericht naar die van Parijs, Keulen en Weenen en genoot al de voorrechten dier oude instellingen. Aanvankelijk begon men met slechts drie faculteiten: artes, rechtsgeleerdheid en geneeskunde; in 1432 kwam die der godgeleerdheid er bij. De univ. werd ondergebracht in de oude Lakenhalle en in talrijke colleges of paedagogieën (op het einde der 18e eeuw telde men er 42). Zij beleefde grooten bloei in de 16e eeuw: op raad van Erasmus en dank zij de vrijgevigheid van Hier. Busleyden werd in 1617 het beroemde Collegium Trilingue gesticht; in de bestrijding van het Protestantisme speelde de faculteit der theologie een belangrijke rol. In de tweede helft van de 16e eeuw kwam er diep verval; een heropbloei had plaats door de tusschenkomst der aartshertogen Albrecht en Isabella; naar Lipsius’ getuigenis zouden er in zijn tijd 7 à 8000 studenten geweest zijn. Dan volgen er afwisselend tijden van bloei en achteruitgang; een groot gevaar was het Seminarium generale, dat Joseph II voor theologische studiën opende. Door zijn opvolger, Frans II, werd de vrede hersteld. Op dat oogenblik telde de universiteit 58 professoren; onderwijs in Ned. taal en letterkunde werd er niet gegeven.

Door het Fransche Directoire werd de universiteit opgeheven en de 42 colleges afgeschaft. Door het reglement van 25 Oct. 1816 werden in het Vereenigd Koninkrijk drie nieuwe univ. opgericht: te Leuven, Gent en Luik. Leuven kreeg vier faculteiten; in 1825 werd er tegen den wil in van de bisschoppen het ➝ Collegium philosophicum gesticht voor de opleiding der geestelijkheid. Na de Belg. Omwenteling werd door het episcopaat in 1833 toelating gevraagd bij paus Gregorius XVI om de aloude Leuvensche Alma Mater weer op te richten. Voorloopig zou de nieuwe instelling te Mechelen blijven, doch toen in 1835 de staatsuniversiteit van Leuven door de Kamers werd afgeschaft, werd de Kath. univ. naar Leuven overgebracht. Mgr. de Ram was de eerste rector. Naast de vijf faculteiten werden allerlei scholen en instituten ingericht.

Onder den Wereldoorlog werd alle universitair leven voor meer dan vier jaar stopgezet. Op 25 Aug. 1914 werd de Halle, waar de administratiediensten en de rijke bibliotheek waren ondergebracht, door Duitsche soldaten in brand gestoken: zoo werden, naast de schatten der bibliotheek, bijna al de archiefstukken der eeuwenoude instelling, waaronder de stichtingsbul, de prooi der vlammen. Eerst op 21 Jan. 1919 werd het eerste academische jaar na den oorlog plechtig geopend.

Bij de heropening der univ. in 1835 werd aan kan. Jan David een leerstoel toevertrouwd in de Ned. letterkunde. Later werden een paar colleges vervlaamscht voor de doctors in de rechten. Pas kort voor den Wereldoorlog werd er ernstig met de splitsing van de leergangen in Fransche en Nederlandsche begonnen; in de eerste jaren na den oorlog, en vooral omstreeks 1930, werd de vemederlandsching krachtig doorgedreven, zoodat ze thans bijna voltrokken is.

In 1900 telde de univ. 1961 studenten; in 1914 2880. Na den oorlog hernam ze met 3180. In 1931-’32 (laatste gepubliceerde cijfers) waren er 4073, waaronder 232 vrouwelijke: 3565 Belgen en 508 vreemdelingen. Het aantal professoren bedraagt in 1935 ong. 225. Van 1891 tot 1925 telde de Kath. univ. 38 % van de bevolking der Belgische hoogescholen.

De Kath. univ. wordt vooral in leven gehouden door de giften der Belg. geloovigen. Telken jare wordt op de twee eerste Zondagen van de Vasten een collecte gehouden in alle kerken en kapellen van het land. Na den Wereldoorlog werden door de regeering toelagen verleend. Door de wet van 23 Juni 1930 werd de toelage aan de vrije univ. van Brussel en Leuven en aan de Mijnschool te Bergen samen, vastgesteld op drie vijfden van de credieten voorzien voor het gewoon budget der staatsuniversiteiten.

Voor de inrichting der universiteitsstudiën zie → België; voor de universiteitsbibliotheek, zie → Bibliotheek.

Aan de univ. is nog verbonden het Amerikaansch Seminarie. Het werd in 1857 door verschillende Amer. bisschoppen gesticht om jongelieden op te leiden voor de bisdommen van de Ver. Staten. Thans zijn de studenten bijna uitsluitend Amerikanen. De leergangen in de wijsbegeerte en de godgeleerdheid worden door professoren van de univ. gegeven (Schola Minor).

Lit.: E. Van Even, Louvain dans le passé et dans le présent (Leuven 1895); L. Van der Essen, Une Institution d’Enseignement supérieur sous l’ancien régime: L’Université de Louvain (Brussel 1921); L’Université de Louvain á travers cinq siècles (jubelboek bij het eeuwfeest van 1926; Brussel 1927); de jaarboeken van de universiteit sedert 1837. A. Boon.