Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Legitimiteit

betekenis & definitie

is in het algemeen het berusten op wettelijken grondslag; zoo is een kind, een bezit, een aanspraak, een erfdeel legitiem. Meer in het bijzonder wordt in het staatsrecht gesproken van de l. van een gezagsdrager als voorwaarde van diens recht tot regeeren. Dit zgn. legitimiteitsbeginsel of deze legitimiteitstheorie houdt in, dat een overweldiger niet als grondwettelijk regeerder mag worden erkend, omdat en zoolang er nog door den verdreven regeerder of zijn rechtverkrijgenden geldig aanspraak kan worden gemaakt op den troon (heerschappij „bij de gratie Gods”; de zgn. legitimisten hangen deze theorie aan).

Krachtens deze leer is alleen de legitieme gezagsdrager in binnen- en buitenland de geldige vertegenwoordiger van het gezag; de overweldiger wordt echter „de facto” erkend, wanneer hij stevig genoeg in den zadel zit; zelfs kan het algemeen belang eischen, dat men hem erkent en gehoorzaamt (fait accompli). Tegenwoordig is de werkingssfeer zeer beperkt, maar doet, in Frankrijk en Spanje, veel afbreuk aan de eenheid onder de Katholieken, onder wie de legitimisten nog steeds de republiek ongenegen zijn (➝ Metternich, Talleyrand, zie ook ➝ Legitimisten).Lit.: Leo XIII, Enc. Notre Consolation (Acta Sanctae Sedis XXIV); Tischleder, Die Staatslehre Leos XIII (1927).