Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Landlooperij

betekenis & definitie

a) Algemeen.

Zwervers zonder middelen van bestaan worden sinds eeuwen van overheidswege vervolgd. In de middeleeuwsche samenleving liet men hun veelal nog een plaats, als minstreels, pelgrims, enz. Daarna, mede onder invloed van verhoogde waardeering van den beroepsarbeid, bleef voor zwervers, die geen beroepsarbeid verrichtten, geen waardeering over. L., d.w.z. rondzwerven zonder middelen van bestaan, werd een strafbaar feit, evenals bedelarij. De rechtsgrond voor de strafbaarheid is bezwaarlijk aan te wijzen. Vaak wordt gewezen op het gevaar, dat deze zwervers voor de plattelandsbevolking zouden opleveren. In werkelijkheid blijkt hier eer van last dan van gevaar te spreken. Voor zoover deze zwervers misdrijven begaan, zou men te hunnen aanzien, evenals t. a. v. de andere rechtsgenooten, met straffen dienen te wachten tot hun schuld bewezen is. Uitgaande van het inzicht, dat men den ongelukkige, die zonder middelen van bestaan en dakloos is, niet zonder meer op straffe mag verbieden rond te zwerven, zocht en zoekt men wel naar aanvullende voorwaarden van de strafbaarheid. De strafbepaling berustte wel op de onderstelling, dat deze zwervers zich „vrijwillig” naar een werkhuis, werkinrichting, kolonie, kunnen begeven, en dat zij bij onwilligheid daartoe strafwaardig zijn door hun medemenschen tot last te strekken in hun zwervend bestaan. Men poogt ook wel de onbillijkheid der bestraffing te verhelpen door een onderscheid te maken tusschen l., die door hun schuld, door werkschuwheid, landloopers werden, en anderen. Alleen eerstgenoemden zouden dan gestraft moeten worden, maar beide groepen, ook de onschuldigen, zouden met dwang ter beschikking van de regeering gesteld moeten worden. Men kan zich dan afvragen, waardoor deze dwang gerechtvaardigd zou zijn. M.i. is noch voor straf, noch voor eenigen dwang een rechtsgrond aanwezig, indien het alleen om l. (of bedelarij) gaat. Het vraagstuk der l. is nog niet opgelost. Particuliere liefdadigheid alleen kan het sociale euvel der l. niet uit de wereld helpen. L. en haar bestrijding hangen samen met het heele maatschappelijke stelsel en de in de samenleving overheerschende geestgesteldheid.

b) Ned. recht.

Volgens art. 432 W. v. Str. wordt l. (evenals bedelarij, en evenals het zeer bedenkelijke souteneurschap) gestraft met hechtenis van ten hoogste 12 dagen, en indien l. gepleegd wordt door 3 of meer personen boven 16 jaar te zamen, met hechtenis van ten hoogste 3 maanden. Belangrijker echter dan deze hoofdstraf is de bijkomende straf van plaatsing in een Rijkswerkinrichting. Naast hechtenis kan immers in geval van l. de schuldige, die tot werken in staat is, tot deze bijkomende straf veroordeeld worden voor ten hoogste 3 jaren. De Rijkswerkinrichting is gevestigd voor de mannen te Veenhuizen, voor de vrouwen te Breda. In de practijk vervult de Rijkswerkinrichting grootendeels de plaats van een onderdak, dat vooral tegen den winter door menigen landlooper (en bedelaar) graag wordt gezocht, door aanmelding bij de politie als landlooper (of bedelaar), waarna de rechter de straf op legt. Men heeft deze praktijk sinds de laatste tientallen jaren geremd. De verpleging in Veenhuizen is stoffelijk bevredigend, zedelijk in verband met de opeenhoping van landloopers en bedelaars, waaronder vele bedorven menschen, onbevredigend. Lit.: Geschriften van de Ned. Ver. voor Armenzorg en Weldadigheid, nos. L en L I (1930).

Pompe.

c) Voor Belg. recht, ➝ Bedelarij.