Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Laagveen

betekenis & definitie

Laagveen wordt gevormd in het stilstaande water van moerassen, plassen en meren. Kleine plantaardige en dierlijke organismen (het zgn. plankton), die in grooten getale in het water leven, sterven voortdurend af en bezinken op den bodem. Door onvolledige verrotting ontstaat het rottingsslik, dat, indien rijk aan vetrijke algen, sapropelium genoemd wordt.

Aan de opp. van het water groeien kroos, plomp en waterlelie. Het voortdurend bezinken van het afgestorven plankton en van de afgestorven deelen van bovengenoemde planten bewerkt, dat de bodem van de plas langzaam ophoogt en ten slotte tot op ong. 1 m onder den waterspiegel komt te liggen. De flora verandert dan en planten als riet, lischdodde en paardestaart wortelen in den bodem.

Deze planten verlangen een voedingsbodem, rijk aan voedingsstoffen en vooral aan kalk, het zijn zgn. eutrophe planten. Door het inkolen van de afgestorven plantendeelen op den bodem van de plassen vormt zich het l., dat door zand en stof een belangrijk gehalte aan „asch” bezitten kan. Groeit het l. door voortdurende veenvorming boven den grondwaterspiegel uit, dan nemen planten, die een voedingsbodem, minder rijk of arm aan voedingsstoffen, verlangen, zgn. meso- en oligotrophe planten, de plaats van de vroegere flora in.

Eerst vinden zegge, wollegras en els, later wilgen en berken een geschikten voedingsbodem. De afgestorven deelen van de planten dezer flora vormen het zgn. overgang- of moerasveen, terwijl ten slotte het veenmos verschijnt, dat het → hoogveen vormt. Oosterbaan