Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kruisafneming

betekenis & definitie

(depositio). In de Christ. iconographie vindt men eerst sedert de 9e e. de k. in het Oosten: Joseph van Arimathea steunt het lichaam van Christus ofwel om het middel ofwel op zijn schouder, terwijl Nicodemus den nagel uit de linkerhand of uit de voeten neemt; later ziet men Maria de neerhangende hand van Christus kussen en krijgt ook St. Jan een plaats.

Behalve op miniaturen heeft men voorbeelden in de wandschilderingen van Tokale Kilisse te Gueureme (bij Cesarea in Cappadocië), in de kerk der Apostelen te Venetië (in 1904 ontdekt), in de Peribleptos te Mistra (Griekenland), waarbij de ➝ beweening (thrène) en het pieta-idee soms reeds naar voren komen. In het Westen ziet men de K. eerst voorgoed sedert de 12e eeuw, o.a. in Frankrijk te Foussais en Chartres, in Italië te Parma en Verona (Bronzenpoort van S. Zeno), in Duitschland aan de ➝ Extersteenen.

In de 14e eeuw wordt de K. meer realistisch, o.a. bij Simone Martini: tegen een nu hoog kruis staan twee ladders, waarop een discipel het lichaam van Christus, dat nog met de voeten is vastgenageld, vasthoudt om het middel, terwijl de H. Maagd haar armen uitstrekt om het op te vangen. Een navolging hiervan ziet men in het Getijdenboek van den hertog van Berry door de gebroeders van Limburg en ook bij Jean Fouquet; Rogier van der Weyden en D.

Bouts laten het heele lichaam van Christus in zijn volle lengte zien. Met Sodoma en vooral Daniël da Volterra (Trinità de’ Monti, Rome) wordt de K. nog meer dramatisch: vier ladders staan tegen het kruis en vijf personen helpen Christus van het kruis afnemen.

Hieraan houden ook Rubens en Rembrandt vast.

Verder mogen nog genoemd worden K. van Wolgemut, Dürer, Le Brun, Jouvenet; en een meer moderne van Theod. Chassériau.Lit.: als bij ➝ Kruis (sub IV). Verder R. v. Marle, De Iconogr. der Afneming v. h. kruis tot het eind der 14e eeuw (Gildeboek, VIII 1925).

< >