(Rodentia), de grootste orde der zoogdieren, komen overal voor, waar plantengroei is. Hun voornaamste kenmerk bestaat in de 2 → knaagtanden. Hoektanden ontbreken; de snijtanden zijn door een groote tusschenruimte van de 2-6 kiezen gescheiden; deze zijn óf enkelvoudig óf van emailplooien voorzien.
De onderkaak beweegt zich van voren naar achteren. De k. zijn meestal kleine planten- of alleseters. Sommigebouwen nesten.
De k. zijn levendige dieren, die zich snel vermeerderen en tot voedsel van vele roofdieren dienen. Eenige houden een langen winterslaap. Voorden mensch zijn zij schadelijk of lastig, andere worden gegeten of leveren ons hun vel.Als voornaamste families, die tot deze orde behooren, worden hier genoemd: de bevers; Caviidae, waartoe ook de Agouti en → Aguti (Dasyprocta) gerekend werden ; eekhoornachtigen, waartoe ook de marmot (Arctomys) en de prairiehond (Cynomys) behooren; haasachtigen; muisachtigen ; relmuizen ; stekelvarkens (zie de vsch. trefwoorden); verder de Anomaluridae, in Afrika voorkomend; zij gelijken op vliegende eekhoorns; de zweefhuid wordt door een kraakbeenstaaf aan den elleboog gesteund; aan de staartbasis zitten spitse schubben, die bij het klimmen van dienst zijn. Keer
