Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kent

betekenis & definitie

Graafschap in het Z.O. van Engeland, tusschen het Theems-aestuarium en het Kanaal (XII 612, nr. 18). Doorsneden door de North en South Downs, waartusschen The Weald. Vruchtbaar gebied, rijk aan natuurschoon, de „Tuin van Engeland” genoemd: boomgaarden, groenten- en hoptuinen.

In het O. het steenkolenbekken van Tilmanstone; steen-, aardewerk-, cement- en papierindustrie, bierbrouwerijen. Vanouds belangrijk verkeer in verband met ligging ten opz. van Groot-Brittannië en Frankrijk. Plaatsen: Maidstone, hoofdstad; Ashford, kruispunt van spoorwegen; Dover, Folkestone en Gravesend, overtochtsplaatsen; Canterbury, zetel van den hóógsteen aartsbisschop van de Anglic.

Kerk; Tunbridge Wells, badplaats met minerale bronnen; Margate met drukbezocht strand; Greenwich, voorstad van Londen met sterronwacht; Faversham, centrum van den fruithandel; Woolwich en Sheerness, arsenalen en scheepsbouw; Rochester, fabricage van vliegtuigen. Oude havensteden: Cinque Ports. Tot K. behooren de twee eilanden Sheppy en Thanet.

Tusschen North Foreland en South Foreland een lage kust met uitgestrekte zandbanken: Goodwinsands. G. de Vries