Oudste Duitsche berijmde wereldkroniek, ingedeeld volgens de Romeinsche en Duitsche keizers. De oorspr. redactie gaat tot het jaar 1147: ze werd tweemaal om- en bijgewerkt.
Legenden, van heiligen, doch ook uit de Romeinsche sagen en uit Duitsche liederen, werden er in opgenomen en maken er een niet het minst belangrijke deel van uit. De zoo ingelaschte „novellen” zijn cultuurbeelden uit de 12e eeuw.
Indien de dichter ervan dezelfde is als de bewerker van het Rolandslied, Pfaffe Konrad, zooals gewoonlijk beweerd wordt, dan is het werk ook heel wat later dan 1147 ontstaan. Uitg.: Edw. Schröder, in Mon.
Germ. Hist., Deutsche Chroniken (I). Lit.: Carl Röhrscheidt, Studiën zur K.(1907); M.
M. Helff, Studiën zur K. (1930). V.
Mierlo.