Hoofd der Julianisten of →Aphthartodoceten. Volgens Draguet moet men zijn leer van aphtharsie of onbederfelijkheid van Christus’ Lichaam (vóór het Lijden) niet verstaan in docetischen zin, alsof Christus een schijnlichaam had en niet waarlijk gestorven zou zijn.
J. zou alleen beweerd hebben, dat Christus vrij was van de erfzonde en haar gevolgen; dat Hij waarlijk geleden en gestorven is, maar alleen ómdat Hij het gewild heeft. In 518 vluchtte hij voor de maatregelen der regeering tegen de Monophysieten naar Alexandrië.
Strijd met Severus van Antiochië over bovengenoemde leer. Keizer Justinianus heeft die leer in zijn laatste jaren overgenomen.
Ten onrechte schreef men aan J. een Job-commentaar van Pseudo-Origenes toe (Draguet). Van zijn echte werken (o.a. 10 boeken tegen Severus) zijn slechts fragmenten over.Lit.: Draguet, Julien d’H. et sa controverse avec Sévère d’Antioche (1924): id., in Rev. Hist. Eccl. (XX 1924, 38-65); id., in Dict. Théol. Cath. (VIII 1925, 1931-1940); id., in Le Muséon (1927, 75-92). Franses.