Fransch kolonisator; * 1 Jan. 1697 te Landrécies (N. Frankrijk), ✝ 10 Nov. 1763 te Parijs, trad in 1721 in dienst der Fransche Oost-Indische Compagnie, werd in 1730 gouverneur van Tsjandemagore, in 1741 van Pondichéry.
Hij wist door groote veelzijdige bekwaamheid, o.a. door merkwaardige kennis der Voor-Indische talen, waarin ook zijn vrouw, die hem trouw bijstond, uitmuntte, den Franschen invloed op de Voor-Indische vorsten te versterken. Tijdens den Oostenrijkschen Successie-oorlog veroverde hij Madras op de Engelschen en moest het tot zijn diepe ergernis in 1748 door de vredesbepaling van Aken weer verlaten.
Ook sedert dien was hij gelukkig in zijn koloniaal streven, maar tegen de nieuwe kracht van Robert Clive kon hij niet op, daar de regeering te Versailles hem in den steek liet. In 1754 werd hij teruggeroepen; hij stierf arm en vergeten.Lit.: Cultru, D. (1901); de Nazelle, D. et la défense de Pondichéry (1908); Guénin, D. (1908) ; Dodwell, D. and Clive (1920); Martineau, D. et l'Inde française (4 dln. 1920—1928). v. Gorkom Dupleix-gebergte Keten tot 8 000 m hoogte in Centraal-Tibet op het Tsjantang-plateau (Azië, III 480 ✝ 5).