Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Josef Nadler

betekenis & definitie

Oostenr.-Duitsch Kath. litterairhistoricus, van de ethno- en cultuurgeographische richting. * 23 Mei 1884 te Neudörfl (Bohemen). Achtereenvolgens hoogleeraar te Freiburg (1912), te Koningsbergen (1925) en te Weenen (1931).

Bouwde op ideeën van zijn leermeester Sauer (vgl. diens rectoraatsrede van 1908) een litterair-historische methode op, die, meer dan aan de dichterpersoonlijkheid en het individueele kunstwerk, aandacht besteedt aan de collectieve verschijnselen en de beteekenis van landschap en stam voor de eigenaardigheid van het letterk. leven in de onderscheiden Duitsch sprekende streken Voorn. werken: Literaturgesch. der dt. Stamme und Landschaften (4 dln. 1912 vlg.; 31929 vlg.); Die Berliner Romantik (21922); Der geistige Aufbau der dt.

Schweiz (1924); Das Schrifttum der Sudetendeutschen (1924) ; Literaturgesch. der dt. Schweiz (1932); Prolegomena zu einer kritischen Hamann-ausgabe (1931).

N. is mede-uitgever van Euphorion (1914 vlg.) en van het Jahrb. der Görresgesellschaft (1926 vlg.).

< >