Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Johannes Kepler

betekenis & definitie

Duitsch wiskundige en astronoom. * 27 Dec. 1571 te Weil der Stadt, ✝ 15 Nov. 1630 te Regensburg. K. groeide als zwak kind in zeer ongunstige huiselijke omstandigheden op, maar toonde reeds vroeg groote begaafdheid.

Na opleiding in de kloosterscholen te Adelberg en Maulbronn studeerde hij te Tübingen, waar hij leerling en vriend werd van Michael Mastlin, die hem in de leer van Copernicus inwijdde. Van 1594 tot 1599 was hij docent in wiskunde en ethiek aan het gymnasium te Graz, waar hij in 1595 zijn eerste werk Mysterium Cosmographicum schreef; hierin wordt op grondslag van het stelsel van Copernicus getracht de afstanden van de planeten tot de zon in verband te brengen met de afmetingen der regelmatige veelvlakken. In 1598 als Protestant door Ferdinand II verdreven, keerde hij na een verblijf in Hongarije eenigen tijd later terug en zette te Graz zijn onderzoekingen over optica en astronomie voort. In 1599 ging hij als assistent van Tycho Brahe naar Praag, waar hij, na Tycho’s dood in 1601 tot hofastronoom benoemd, tot 1612 bleef. Hij gaf hier o.m. uit de Paralipomena in Vitellionem (1604; over optica), de Astronomia Nova (1609; zijn astronomisch hoofdwerk, waarin de le en de 2e wet van K. worden uitgesproken) en de Dioptrica (1610; hierin wordt o.m. de astronomische kijker behandeld). In 1612 werd K. benoemd tot docent aan het gymnasium te Linz; hij bleef daar tot 1626 en schreef in dien tijd o.m. de Harmonia Mundi (1619; hierin komt de 3e wet van K. voor) en de Nova Stereometria Doliorum Vinariorum (1615; bekend als Doliometrie; van belang in de gesch. der integraalrekening).

Intusschen had hij zijn moeder moeten verdedigen tegen een beschuldiging van hekserij, wat veel tijd in beslag nam. In 1626 vestigde hij zich te Ulm, om de Tabulae Rudolphinae (tabellen voor de planetenbeweging) te publiceeren (verschenen 1627); van 1628 tot 1630 vertoefde hij aan het hof van Wallenstein, die o.a. astrologische diensten van hem verlangde. In 1630 reisde K. naar Regensburg, om bij den Rijksdag betaling van achterstallig salaris te verkrijgen. Hier overleed hij. Voor de handteekening van K.

Uitg. : Opera Omnia (uitg. Chr. Frisch 8 dln. 18581871).

Vertalingen: Neue Stereometrie der Fasser. Ostwald’s Klassiker 165. Dioptrik; Ostw. Klass. 144. Neue Astronomie (vert. en inl. van M. Caspar; 1929); Zusammenklänge der Welten (vert.

O. J. Bryk; 1918); Traum oder über die Astr. des Mondes (vert. Günther; 1898).

Lit.: A. Müller, Joh. Keppler (1903); M. Caspar en W. v. Dyck, Kepler in seinen Briefen (2 dln. 1930); J. Kepler.

A tercentenary commemoration of his life and work (1931 ; met bibliographie). Dijksterhuis.

De Wetten van K. beschrijven de planetenbeweging.

Eerste wet: de baan van een planeet is een ellips; in een der brandpunten van die ellips staat de zon.

Tweede wet („perkenwet” ; deze is door K. het eerst ontdekt): de verbindingslijn zon—planeet doorloopt in gelijke tijden gelijke oppervlakken.

Derde wet („harmonische wet”): de kwadraten van de omloopstijden der planeten verhouden zich als de 3e machten van de halve groote assen der banen.

De wetten van K. zijn af te leiden uit de wet van → Newton. Een stoffelijk punt, dat volgens deze wet door de zon wordt aangetrokken, beschrijft een kegelsnede (ellips, parabool of hyperbool) met de zon in een der brandpunten; de eenigst mogelijke gesloten banen zijn dus ellipsen. De 2e wet is een andere formuleering van de eigenschap, dat het moment van de hoeveelheid beweging van de planeet t.o.v. de zon constant is.

Bij de afleiding uit de Wet van Newton wordt de 3e wet gevonden in den vorm a3/T2 = KM/4.t2 ; hierin is de a de halve groote as van de planetenbaan in cm, T de omloopstijd in sec, K de gravitatieconstante en M de massa van de zon in grammen; met deze formule is de massa van de zon te berekenen. Bij → dubbelsterren geldt een analoge formule waaruit de massa te bepalen is (→ Massa der hemellichamen). De wetten van K. gelden niet streng; bij de afleiding wordt ondersteld, dat de massa’s der planeten verwaarloosbaar klein zijn, vergeleken met die van de zon. → Hemelmechanica. Reesinck