Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Jean de Labadie

betekenis & definitie

Piëtistisch dweper. * 13 Febr. 1610 te Bourg (Gironde), ✝ 13 Febr. 1674 te Altona. Hij verliet vóór zijn professie in 1639 de Orde der Jezuiëten en bleef tot zijn overgang tot het Calvinisme (1650) als seculier priester in vsch. Fransche steden de zielzorg uitoefenen.

Als „réfugié” werd hij in 1666 predikant van de Waalsche gemeente in Middelburg en in 1669 om zijn fanatisme door de Synode van Dordrecht afgezet. Hij stichtte nu een huisgemeente in Amsterdam, maar vluchtte in 1670 met een vijftigtal volgelingen naar het rijksstift Herford (Westfalen) en vandaar in 1672 naar het op Deensch grondgebied gelegen Altona. In 1673 keerden zijn aanhangers, Labadisten genoemd, naar het vaderland terug en stichtten te Wieuwerd tusschen Sneek en Leeuwarden een soort kloosterlijk huis, dat tot 1732 bleef bestaan.

L. zag zijn ideaal in het herstel van het eerste Christendom, streefde een leven van goederengemeenschap en collectieven handenarbeid na, stelde de inwendige ingeving van den H. Geest boven den Bijbel en de kerkelijke leer en zag in het huwelijk een verbintenis van uitverkorenen, die zonder formaliteiten aangegaan werd. Wachters Lit.: W.

Goeters, Die Vorbereitung des Pietismus in der ref. Kirche der Niederlande bis 1670 (1911); J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom (1929,369-376).