1° Friedrich Ludwig, bijgenaamd „der Turnvater”. *11 Aug. 1778 te Lanz, ✝15 Oct. 1852 te Freyburg a. d. Unstrut.
Na studie van theologie en taalwetenschap werd hij in den tijd van Duitschlands vernedering door Napoleon de voorvechter van de lichamelijke ontwikkeling der jeugd, in Groot-Duitsch-nationalistischen geest. In 1811 stichtte J. zijn eersten Turnverein; schreef o.a.
Das Deutsche Volkstum. Tijdens de reactie na 1815 werd J. herhaaldelijk als „gevaarlijk demagoog” gevangengezet.
Op later leeftijd, onder anderen in het Frankforter Parlement van 1848, toonde hij zich veel gematigder. V. Claassen.2° Otto, Duitsch archaeoloog en philoloog. *16 Juni 1813 te Kiel, ✝9 Sept. 1869 te Göttingen. Naast waardevolle werken over musicologie (o.m. een leven van Mozart) en zeer degelijke tekstuitgaven met commentaar van Persius, Juvenalis, Florus, Cicero e.a., staat hij vooral als Klassiek archaeoloog bekend. Een zijner groote verdiensten is op het gebied der archaeologie een strenge methode en techniek ingevoerd te hebben.
Werken: Beschreibung der Vasensammlung zu München (1854); Arx Athenarum a Pausania descripta (1860); Gr. Bilderkroniken (1873).
E. de Waele.