Middelnederlandsch dichter uit de tweede helft der 13e eeuw, door zijn volgelingen begroet als Vader der Dietschen dichteren algader. Over zijn leven is weinig bekend. Was hij geboren in het Brugsche vrije? Ontving hij een geleerde opvoeding bij de Cisterciënsers in Zuid-Beveland? Was hij een tijd lang coster, of conster, constenaer, te Maerlant? Hij schijnt wel verkeerd te hebben in den kring van edelen: met Albrecht van Voorne; met Nicolaas Cats, heer van Noord-Beveland; misschien nog met Floris V, graaf van Holland.
Werd hij schepenclerc te Damme? In 1291 schijnt hij nog gedicht te hebben, doch moet kort daarna overleden zijn. Was hij geestelijke? Onlangs nog heeft men hem tot een clericus vagans gemaakt. Ook de volgorde van zijn werken, evenals de authenticiteit van die werken zelf, staat niet vast.
Hij begon met romantische werken: Alexanders Yeesten, 1255, welk gedicht nu weer naar een lateren leeftijd verschoven wordt; Vanden Grale, of Merlijn, ca. 1260; Torec, kort daarna; Historie van Troyen, ca. 1264. Van het begin af was hij te zeer clerc om zich in die romantische wereld thuis te voelen. Zijn „waarheidszin” wordt telkens opnieuw geschokt en dan verbetert hij zijn bronnen zoo goed hij kan.
Tot het hem eenmaal te sterk zal worden en hij al wat walsch is valsch verklaart, om voortaan uit Latijnsche bronnen te putten. Zijn didactische strekking had zich reeds verkondigd in een Sompniarijs en een Lapidarijs, verloren.
Volgt der Naturen Bloeme, volgens het Latijn van Thomas van Cantimpré, hij meende van den H.
Albertus den Grooten. Uit denzelfden tijd dateert een Heimelicheit der Heimelicheden. De kroniekachtige geschiedenis begon hem nu aan te trekken.
Eerst de gewijde Rijmbijbel; na een paar heiligenlevens (van St. Clara, verloren, van St. Franciscus) de Spieghel Historiael.
Den meesten roem als dichter heeft hij zich verworven door zijn Strophische Gedichten; didactisch-lyrische poëzie, met de Martijn’s: de Disputacie van Onser Vrouwen; Van de vijf vrouden van O. L. Vrouw; Van ons Heren wonden; die Clausule van der Bible; Van den lande van Oversee: een hartstochtelijke opwekking tot den Kruistocht; der Kercken Claghe.
Of die alle van hem zijn, valt te betwijfelen.M. heeft de Dietsche poëzie bepaald in de didactische richting gedreven. Hij was niet de revolutionnaire, vrije geest, dien men eens in hem heeft gezien, maar een trouwe zoon der Kerk. In cultuur-historisch opzicht wordt zijn beteekenis betwist. Ook als dichter werd hij wel te hoog geschat, wat niet wil zeggen, dat men hem alle waarde moet ontkennen. Hij is en blijft een merkwaardige dichterlijke figuur.
Bibl.: zie bij de verschillende werken. Lit.: J. te Winkel, Maerlants werk als spiegel van de dertiende eeuw (1892; verouderd). V.Mierlo