Een van de acht stadspoorten van Babylon, in den dubbelen Noordelijken stadsmuur; een dubbele poort, door twee torens geflankeerd; iedere poort had met de torens een breedte van ca. 27 m; de eigenlijke poortingang was 4,50 m wijd en 9 m hoog. Het geheele poort-complex was aan alle kanten versierd met blauw-geglazuurde tegels, waarop in reliëf kleurige voorstellingen waren aangebracht van stieren (symbool van den god Adad) en draken (symbool van den god Mardoek) ; de geheele poort, die door Neboekadnezar II werd vergroot en verfraaid, telde 575 dergelijke voorstellingen.
Zie afb. in dl. III.Lit.: R. Koldewey, Das wiedererstehende Babylon (Leipzig 1925, 32 vlg.); E. Unger, Babylon, die heilige Stadt (Berlijn-Leipzig 1931, 69 vlg.). Alfrink.