Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Graubünden

betekenis & definitie

Graubünden - (Ital. Grigioni; Rhaeto-Romaansch Grischuns), het meest Oostelijke en grootste kanton van Zwitserland, begrensd door Liechtenstein, Oostenrijk en Italië.

Opp. 7.113,5 km2, 126.340 inw. (1930), waarvan 50% Prot., 47% Kath. (bisdom Chur); 60% der bewoners spreekt Duitsch, 32% RhaetoRomaansch en 14% Italiaansch.Opbouw. G. is grootendeels bergland en omvat de lengtedalen van Voor-Rijn en Inn. Het lengtedal van den Voor-Rijn reikt van den Oberalppas tot Chur, waar het als dwarsdal ombuigt. In het N. dalen de Glärner of Graubündner Alpen met steile Z. helling naar laatstgenoemd lengtedal af. Het W. deel, waar het oergesteente vrijkomt, reikt tot 3.600 m. In de buurt van de doorbraak van den Rijn bereiken de tot Jura en Krijt behoorende kammen nauwelijks de sneeuwgrens.

Hier wordt het verloop van het hoofddal en ook van de rechter-zijdalen bepaald door de „Bündner Schiefer”. De W. rand behoort tot de Adula- of St. Gotthard-groep van de Lepontische Alpen. Het grootste deel van de Z. Alpen bestaan uit N. waarts overschoven dekbladen, die, hoewel meestal door de verweering tot het oergesteente afgevoerd, toch meermalen groote resten van sedimenten dragen. De waterscheiding valt hier samen met de hoofdkam, alleen in het Z.W. vormen de Splügen en de St.

Bernardinopas de verbinding van de Rijndalen met die der Z.afhelling. De Splügenpas, die het dal van den Achter-Rijn met het Comomeer verbindt, neemt een eerste plaats in, omdat Oostelijk hiervan de Rätische Alpen tot groote hoogte komen en door het Engadin in N. en Z. Engadiner Alpen worden verdeeld. Tusschen het Engadin en het diepe Bergelldal vormt de Majolapas (1.800 m) een zeer geleidelijken overgang. Van de N. Engadiner Alpen is de Silvrittagroep in het N.O. de belangrijkste, van de Z.

Engadiner Alpen de Westelijke Beminagroep (Piz Bernina, 4.052 m), in het O. begrensd door den Berninapas (2.340 m), op welks Z. zijde het Poschiavo-(Puschlav-)dal naar het lengtedal der Adda (Veltlin) afdaalt. Aan de O. grens van Zwitserland zijn de Z. Engadiner Alpen door het Ital. Spöldal en het Zwits. Münsterdal geleed. Het Münsterdal is door den Ofenbergweg met het Engadin verbonden.

Klimaat. De massale opheffing, vooral in het Z.O. deel, doet zich gelden in een temperatuur, die in verhouding tot de Z. ligging betrekkelijk laag is (Bevers 1.710 m, gem. Jan.-temp. —9,9°, Juli-temp. + 11,5° C; laagste temp. van Zwitserland). Alleen het Rijndal bij Chur is milder, terwijl ook in de Zuidelijke dalen de mediterrane flora doordringt (Puschlav, Misox, Bergell).

Middelen van bestaan. Ongeveer de helft van den bodem staat in dienst van landbouw en veeteelt. De industrie is van geringe beteekenis, daarentegen vormt het vreemdelingenverkeer een belangrijke bron van inkomsten. Wetgeving (2 Oct. 1892, laatste herziening 1918). Het volk kiest den Grooten Raad (Rom.: Grand Cussagl; Ital. Gran Consiglio) voor den tijd van 2 jaar (1 afgevaardigde per 1.300 inw.) Dit lichaam heeft wetgevende bevoegdheid. Daarnaast kiest het den Kleinen Raad (Rom.: Pitschen Cussagl, Ital.: Piccolo Consiglio), bestaande uit 5 leden, als uitvoerend lichaam.

Het kanton zendt 6 leden naar den Nationalen Raad en 2 naar den Standenraad. Op voorstel van 5.000 inw. kan referendum gehouden worden, ook wetsvoorstellen kunnen op verlangen van 3.000 inw. aanhangig gemaakt worden.

Geschiedenis. G. werd oorspr. door Rhaetiërs bewoond, ca. 15 v. Chr. door de Romeinen onderworpen, vormde dan een deel van de prov. Raetia Prima. Om drie kernen, het bisdom Chur, de abdij Disentis en de Duitsche kolonie Davos, vormden zich de drie eedgenootschappen van den Gotteshausbund (1367), van den Grauen Bund (1424) en Zehngerichten Bund (1436). In 1803 vereeniging tot het zelfstandig kanton G. der eedgenootschap. Lips.

< >