Gömbös van Jákfa - Julius, Hongaarsch officier en politicus; * 1886. Gedurende den oorlog bij den generalen staf, na de revolutie voorzitter van den„Weerbond” (M.O.V.E.),tijdens bolsjewisme staatssecretaris van de „Witte” tegenregeering te Szeged.
Nadien leider van de rasbeschermerspartij, die het vnl. op de Joden en de Habsburgcrs gemunt had, zijnde niet van Toeraansch (d.i. Hongaarsch ) ras.
Nam in 1920 als bevelhebber deel aan het gewapende verzet tegen koning Karei bij Boedaörs, toen deze zich met een leger naar Boedapest wilde begeven. In 1928 trad G. met geheel zijn partij in de Eenheidspartij van Bethlen en werd staatssecretaris en in 1929 min. van Defensie. In 1932 minister-pres. en leider van de Eenheidspartij.
Zijn progr. bevatte agrarische (beknotting groot-grondbezit, herziening der fideicommissen, kolonisatie, ruilverkaveling), politieke (geheim kiesrecht, uitbreiding van de macht van den regent, hervorming van het hoogerhuis), economische (beteugeling der kartels) en sociale (volksgezondheid, bescherming van het gezin) hervormingen. Toen G. met de uitvoering wilde beginnen, kreeg hij oneenigheid met den vroegeren leider der partij, Bethlen.
Daarom werd het parlement in 1935 ontbonden. Bij de daarop volgende verkiezingen behaalde G. 170 van de 245 zetels en is voornemens alle hervormingen in de zittingsperiode van 1935-’40 te verwezenlijken. Sivirsky.