Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Goede Week

betekenis & definitie

Goede Week - ook wel Stille Week, in de Lat. en Gr. kerktaal (reeds in 4e e.) vooral: Groote of Heilige Week geheeten, is de week aan de Verrijzenis des Heeren voorafgaand. Zij is geheel toegewijd aan de Geheimen van ’s Heeren Lijden en Dood, ten deele door deze als hist. feiten liturgisch te herdenken en in haar mystieke voortleving in de sacramenten (Doopsel, Vormsel, Eucharistie, Biecht) te vieren, ten deele door het beoefenen van de versterving.

Het oudst is de viering der laatste twee dagen, oorspr. veelal in ononderbroken vasten doorgebracht, waarbij zich reeds in de 3e e. de overige hadden gevoegd, dagen, waarop men vastte op water, brood en groenten, in den avond genuttigd. De liturgische viering breidde zich langzamer uit (op een bijz. wijze in en om Jerusalem; → Jerusalemsche liturgie) met Zondag ( → Palmzondag), Woensdag en Donderdag, eindelijk Maandag en Dinsdag.

Onze hedendaagsche viering klimt in hoofdzaak op tot de 8e-9e e. Kort daarna kregen de Lijdensevangeliën van Zondag, Dinsdag, Woensdag en Vrijdag hun dramatische voordracht ( → Passiezang), en de plechtige Metten en Lauden der laatste drie dagen hun plaats in den vooravond.

Op Woensdag hadden bovendien, als op Vrijdag, groote gebeden plaats, welke sinds vervielen. Alle dagen der G.

W. waren in dien tijd (vanaf de 4e eeuw?) vrije dagen (gelijk die der Paaschweek), waarop het openbare leven stilstond. Hierin kwam sinds de M.E. verandering, Urbanus VIII schafte voor de geloovigen hun verplichting af (1642); kerkelijk behielden zij hun privilegies: geen feest kan hun plaats innemen. → Witte Donderdag; Goede Vrijdag; Paaschzaterdag; Vasten, enz. Louwerse.