Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Glimlicht

betekenis & definitie

Glimlicht - negatief, lichtverschijnsel, optredende aan de negatieve pool (kathode) van een ontlading in een gas (in het bijz. in verdund gas). Men onderscheidt normaal, respectievelijk anomaal glimlicht, naarmate de kathode gedeeltelijk, resp. geheel bedekt is.

Het potentiaalverval in het g. heet kathodeval. De normale kathodeval is onafhankelijk van den druk, afhankelijk van gassoort en electrode-metaal (bijv. kalium-argon 64 volt, ijzer-stikstof 215 volt).

De dikte van het g. is omgekeerd evenredig met den druk (bijv. neon-ijzer 0,7 mm bij 10 mm gasdruk). Het g. ontstaat, doordat electronen uit de kathode in het ruimteladingsveld vóór de kathode worden versneld.

In de donkere ruimte van Aston (zie fig.) nabij de kathode is de snelheid te klein, in die van Hittorf-Crookes te groot voor lichtopwekking, maar gunstig voor ionisatie. In het g. en de aangrenzende donkere ruimte van Faraday daalt deze snelheid geleidelijk weer tot zeer kleine waarden.

Het geheele verschijnsel is te beschouwen als een mechanisme, dat ionen produceert, welke noodig zijn om uit de koude kathode nieuwe electronen te bevrijden. Zie ook ➝ Glimzoom.Lit.: M. J. Druyvesteyn, in: Physica, Ned. Tschr. voor Natuurk. (1931). W. de Groot.

< >