Gasmasker - Hoewel reeds voor den Wereldoorlog g. in gebruik waren (o.a. bij steenhouwers en brandweerlieden), zijn deze toch eerst na 1914 tot grootere ontwikkeling gekomen. Zij zijn thans in alle legers ingevoerd, ter bescherming van den soldaat tegen strijdgassen; ook in fabrieken, mijnen, laboratoria vinden zij toepassing.
Een modern g. bestaat uit een gelaatstuk en een vullingbus, welke laatste hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van een slang aan het gelaatstuk is verbonden. Bij de meeste bestaande g. is het gelaatstuk van rubber, weefsel of leder en sluit het over voorhoofd, slapen en wangen en onder de kin gasdicht op het hoofd van den drager aan, aldus oogen en ademhalingsorganen beschermend.In het gelaatstuk zijn oogvensters opgenomen (triplexglas, mica, cellon, celluloid, cellophaan). Ten einde te voorkomen, dat deze bij het uitademen beslaan, worden zij behandeld met „brillenzalf” (bepaalde soort pasta of zeep) of zijn zij aan de binnenzijde van „helderzichtplaatjes” (geprepareerde celluloidschijfjes) voorzien; ook zijn er g., waarbij de in te ademen droge lucht langs de oogvensters strijkt en het hierop afgezette vocht opneemt.
De vullingbus van een oorlogsmasker filtreert de bezwangerde buitenlucht; de vulling moet bescherming verleenen tegen alle gassen, rooken en nevels, welke op het gevechtsveld kunnen worden verwacht. Deze vulling bestaat in den regel uit hoog geactiveerde kool, waardoor strijdgassen, in de concentraties zooals deze te velde kunnen voorkomen, worden geadsorbeerd. Soms worden aan deze koolvulling nog bepaalde chemicaliën toegevoegd. Verder bevindt zich in de vullingbus een rook- en nevelfilter.
Bij industriemaskers worden veelal vullingen van meer eenzijdige samenstelling toegepast, omdat deze g. in den regel slechts tegen bepaalde gassen behoeven te beschermen. De meeste g. zijn voorzien van een tweetal ventielen, welke zich bij in- en uitademing beurtelings openen en sluiten, zoodat de in te ademen lucht steeds door de vullingbus wordt aangezogen, terwijl de uitademingslucht rechtstreeks naar buiten wordt gevoerd.
Ook paarden en honden kunnen met gasmaskers worden beschermd. Aangezien het paardenoog voor tranenverwekkende gassen weinig gevoelig is en het paard niet door den mond ademt, behoeft een paardengasmasker alleen de neusgaten, dus de bovenkaak, te omsluiten. Hoewel reeds in vsch. legers paardengasmaskers zijn ingevoerd, bevindt het paarden-g. zich nog steeds in het ontwikkelingsstadium. Honden ademen bij inspanning door den geopenden mond, daarom moet een hondengasmasker zoowel neus als mond omsluiten en is het noodzakelijk de afsluiting langs den hals te doen plaats hebben. In tegenstelling met het paarden-g. is het honden-g. derhalve voorzien van oogvensters. Zoowel bij honden-g. als bij de meeste paarden-g. vormen vullingbus en gelaatstuk één geheel.
Lit.: ➝Gasoorlog.
Fiévez.