Aartsbisschop van Utrecht. * Einde 1503, † 25 Aug. 1588 te Utrecht. Zoon van George S. v.
T., keizerlijk stadhouder van Friesland, en Anna de Vos van Steenwijk. Hij behaalde het licenciaat in de beide rechten, werd 1526 geheimraad van Karel V, daarna president van het Rijksgericht te Spiers.
Na zijn priesterwijding volgde zijn benoeming: in 1528 tot domdeken van Utrecht, in 1529 tot aartsdiaken van St. Pieter, in 1534 tot proost van St.
Plechelmus te Oldenzaal, terwijl hij bovendien nog de geestelijke zorg voor de abdij van Rijnsburg droeg. Niet om zijn ijver en bekwaamheid, maar om de militaire diensten van zijn vader werd hij in 1561 als eerste aartsbisschop van Utrecht na de reorganisatie der kerkelijke hiërarchie benoemd.
In een rondschrijven van 1565 kondigde hij de besluiten van het Concilie van Trente af, en beriep kort daarop een provinciaal concilie ter bespreking en uitvoering daarvan. Een commissie voor het oprichten van een seminarie werd in 1568 ingesteld.
Maar moeilijkheden van buiten en gebrek aan energie en belangstelling bij S. belemmerden de resultaten. Bij dit slappe bestuur kwam nog als kwade noot zijn allesbehalve zedelijk leven van vroeger en zijn gierigheid en hebzucht.Lit.: Gasman, in: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (II, met bibliogr. en lit.). Wachters.