Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Epitheel

betekenis & definitie

Epitheel - Epitheel is de uit een of meer cellagen bestaande bedekking van het lichaamsoppervlak en van de inwendige organen of de wandbekleeding van lichaamsholten bij mensch en dier. Het eenlagige e. kan bestaan uit:

a) afgeplatte cellen (plaatepitheel), zooals het e. der wanden van de lichaamsholten;
b) meer kubische cellen (pleisterepitheel), zooals de huidbedekking bij vele ongewervelde dieren;
c) cylindrische cellen (cylinderepitheel), zooals de bekleeding van het darmstelsel. Bij de ongewervelde dieren, waar de huid slechts uit een cellaag bestaat, wordt door deze meestal naar buiten een dunne cuticula of dik chitinepantser afgescheiden ; eveneens worden schelpen vanuit het huidepitheel aangelegd.

Bij het meerlagige e. liggen meerdere cellagen op elkander gestapeld. De hoogstliggende cellagen sterven hier meestal af en verhoomen en worden dan afgeworpen. Yan onderen worden de lagen door voortdurende celdeeling van een voedende laag (matrix) weer aangevuld. Het meerlagig e. treft men aan als huidbedekking bij de meeste gewervelde dieren. → Huid. Behalve het eigenlijke dekepitheel, dat voornamelijk een beschermende beteekenis heeft, kan men naar functie nog onderscheiden het trilhaarepitheel, waarvan de cellen een of meer trilharen dragen en dat dient om door trilhaarslag een transport te leiden, zintuigepitheel, waarvan de cellen ingesteld zijn om prikkels van buiten op te vangen, en klierepitheel, waarvan de cellen secreten leveren voor uit- of afscheiding. Bijzondere soorten van e. kunnen nog onderscheiden worden naar de organen, waarin zij voorkomen, of naar bepaalde functies, welke zij te vervullen hebben, zooals o.a. longepitheel, nierepitheel, resorptie-epitheel, kiemepitheel, enz.

Willems