(krijgsk.), represaillemiddel, bestaande in het beslag leggen door een staat op de schepen van een anderen staat, die zich in zijn havens bevinden. Is o.a. door Engeland en Frankrijk toegepast op Nederlandsche schepen in Engelsche en Fransche havens van 6 Nov. 1832 tot 21 Mei 1833, teneinde Nederland te dwingen zijn troepen uit België terug te trekken.
Vroeger kwam het voor, dat een oorlogvoerende bij het uitbreken van den oorlog een algemeen verbod tot uitvaren uit zijn havens oplegde (generaal-embargo), teneinde het verspreiden van berichten over de oorlogsvoorbereidingen tegen te gaan. Het was geen inbeslagneming, doch slechts een veiligheidsmaatregel.Het Ned. Wetboek van Koophandel vermeldt het embargo in de art. 517s, 517t en 517u. De vervoerovereenkomst gaat te niet, zoo vóór het vertrek van het schip, dat het transport zal verrichten, hierop embargo wordt gelegd. Is het schip reeds onderweg, dan heeft de vervoerder de bevoegdheid, de goederen te lossen en op te slaan in de haven, waar het zich bevindt, of in de naastbijzijnde veilige haven, die het bereiken kan; de rechthebbende kan in die haven uitlevering der goederen eischen; hij is geen vracht verschuldigd, behalve wanneer hij door het vervoer gebaat is.