Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Elft

betekenis & definitie

(Alosa vulgaris L.) is de grootste der in Ned. inheemsche haringsoorten. De buikzijde draagt zaagtandig uitstekende schubben.

De kleur van den rug is mooi, metaalachtig glanzend olijfgroen; de zijden hebben een goudglans; een groote, donkere onduidelijk begrensde vlek, die aan den bovensten hoek van de wijde kieuwspleet staat, en 3—5 daarop volgende vlekken hebben een olijfkleurigen gloed; de vinnen zijn min of meer zwartachtig. De lengte bedraagt 60 cm en meer, het gewicht 1,5—2,5 kg.

Hij bewoont alle zeeën van Europa, leeft op een tamelijke diepte en trekt de rivieren op om kuit te schieten. Door de zeer intensieve vischvangst is hij in de Nederlandsche rivieren haast verdwenen; kunstmatige kweeking, meermalen geprobeerd, is steeds mislukt. Keer

< >