Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Dorestad

betekenis & definitie

in de vroege M. E. de belangrijkste markt- en handelsplaats van Nederland en een der grootste invoerhavens van Europa, voor een klein gedeelte gelegen op de plaats van het tegenwoordige Wijk-bij-Duurstede.

Het wordt voor het eerst vermeld in 689 als een castellum, een burcht; daar sloot zich, langs de toenmalige Rijnbedding, een langgerekte vicus, een handelswijk, bij aan, die echter volstrekt geen stad in de tegenwoordige beteekenis van het woord was. Onder Karel den Grooten was in D. een rijkstol gevestigd; munt werd er geslagen van de eerste helft der 7e tot in het midden der 9e eeuw.

Tusschen 834 en 863 is de plaats herhaaldelijk door de Noormannen geplunderd en verbrand. Omstreeks 850 behoorde het tot het leen, aan de Noormannen Rorik en Harold geschonken.

Het leggen van den Lekdijk in 860, dat de reeds gedeeltelijk verzande Rijnbedding tot den smallen Krommen Rijn degradeerde, de verwoesting door de Noormannen in 863 en de zware overstroomingen van 864 hebben aan de beteekenis van D. een einde gemaakt. Een kleine eeuw later leest men van ,,de plaats, die vroeger D., nu echter Wyck genoemd wordt. ’’ Het behoort dan (948) aan de Utrechtsche Kerk.Lit.: J. H. Holwerda, Nederland’s vroegste geschiedenis (21925); idem, D. en onze vroegste middeleeuwen (z.j.); H. A. Poelman, Gesch. v. d. handel van N. Ned. gedurende het Merovingisch en Karolingisch tijdperk (1908); J. de Vries, De Wikingen in de lage landen bij de zee (1923). v. Campen.

< >