Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Burcht

betekenis & definitie

Burcht - (Burg), versterkte plaats, vooral in de middeleeuwen, woonplaats van een ridder of landheer. Veelal op een hoogte, ook wel in het water, aangelegd; omgeven met muren (waarin kanteelen, schietgaten en poorten) en grachten, waarover een ophaalbrug.

Het eigenlijke woonhuis had een of meer torens, een ridderzaal, vertrekken voor huiselijk verblijf (kemenade), vaak ook een slotkapel. Dienstwoningen en voorraadschuren, soms ook kemenaden, werden afzonderlijk binnen de ommuring gebouwd. Het gebruik der vuurwapenen maakte een eind aan de militaire waarde der burchten; sinds het eind der M. E. worden er geen meer gebouwd. Zie verder ➝ Kasteel.

Burcht (Belg.)

Belg. gem. in de prov. Antwerpen op den linkeroever der Schelde, in het land van Waas, 4 km ten W. van Antwerpen. Opp. 374 ha; ca. 5 800 inw. Sinds 1923 hoort deze gem. aan de prov. Antwerpen toe en werden er 70 ha bij de stad Antwerpen gevoegd. Polders, zand- en leemgronden.

Scheikundige meststoffen; oliefabriek, steenbakkerijen, brouwerijen, scheepstimmerwerven. St. Maartenskerk. B. behoort tot bisdom Gent. Het Kraaienhof staat aan het uiteinde van den Borgerweertpolder en is van zeer ouden, misschien wel Romeinschen oorsprong. Het werd in 1583 door Famese ingenomen en diende tot gevangenis. „Groote Burchtschen Weel” is een watervlak van 20 ha.