(Ital., Fr. divertissement) was in de 17e en 18e eeuw een dansstuk ter afwisseling tusschen opera-acten, ingevoerd door Beauchamps. In de 19e eeuw is het een zelfstandig kort ballet zonder gedansten inhoud.
In de muziek is het een verzameling muzikale zinnen (evenals de suite), o.w. dansen en marschen. Terlingen-Lücker Divide et Impera (Lat., = Verdeel en heersch). Deze woorden worden toegeschreven aan Lodewijk XI van Frankrijk (1461—1483), nl.: „diviser pour règner”; aldus Prosper Mérimée in zijn Chronique du règne de Charles IX (1829, voorrede, blz. 7).
Ook Goethe gebruikte dit „tüchtig Wort” in Sprichwörtlich (Werke 2, 1815, 245). Heinrich Heine echter voert het terug op koning Philippus II van Macedonië (Gesamm.
Werke 10, 38).Het egoïstische beginsel wordt toegepast op staatkundig gebied door overwinnende volken, zooals de Romeinen, en anderszins: → Macchiavelli; Metternich. Bij Macchiavelli luidt het meer: divide ut imperes (regnes), zoo goed verstaan door Catharina de Medicis. Brouwer Dividend Dividend is de statutair geregelde, op de jaarlijksche alg. vergadering van aandeelhouders eener naamlooze vennootschap vastgestelde winstuitkeering op de aandeelen. Het d. wordt uitgedrukt in percenten van de nominale waarde of in een geldbedrag per aandeel. De uitdeeling geschiedt tegen inlevering van een genummerd dividend-bewijs, waarvan een bepaald aantal als dividendblad bij het aandeel is gevoegd. Somwijlen geschiedt de uitdeeling bij aandeelen op naam door toezending van een dividend-chèque of door afstempeling op het aandeel. Indien de liquiditeit der onderneming het vereischt en de statuten zulks toestaan, geschiedt de uitdeeling in plaats van in geld, geheel of gedeeltelijk in scrips, welke later tegen aandeelen inwisselbaar zijn.
Tot de dividend-politiek behoort voorts een zoo voorzichtig mogehjk gestelde uitkeering, waarbij gestreefd wordt naar dividend-stabilisatie en waartoe als bestemmingsreserve een dividend-reserve wordt gekweekt. Indien statutair vastgelegd, wordt in het loopende boekjaar, als interim-dividend, bij voldoende winstvorming een voorloopige uitdeeling gedaan; met de slotuitdeeling vormt deze het totale dividend. In geval van groote belangen van een publiekrechtelijk lichaam of een onderneming bij het tot stand komen of in stand houden van een andere onderneming wordt de rentabiliteit tot een zeker percentage gegarandeerd in den vorm eener zgn. dividendgarantie. Het dividend-recht vervalt krachtens de wet door verloop van 5 jaar, tenzij de statuten een langeren termijn aangeven. v. Ketel Dividend- en tantièmebelasting (Ned. Bel. recht).
Krachtens de meermalen gewijzigde wet van 11 Jan. 1918, Stbl. nr. 4, wordt een belasting geheven van in Nederland gevestigde naamlooze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandeelen, coöperatieve en andere vereenigingen en onderlinge verzekeringmaatschappijen. Naar het beginsel van de wet is belasting verschuldigd, indien wordt voldaan aan drie voorwaarden:
a) het lichaam moet een uitdeeling hebben gedaan,
b) uit de winst (winst-reserve hieronder begrepen), en
c) aan deelgerechtigden in de winst.
Aangezien dergelijke uitdeelingen het meest (echter niet bij uitsluiting) voorkomen in den vorm van dividend en tantième, heet deze bel.: dividend- en tantièmebelasting. De bel. wordt ook geheven over salarissen, uitgekeerd aan commissarissen, bestuurders en verder personeel, voorzoover zij per jaar een bepaald bedrag te boven gaan (dit bedrag is per bestuurder en lid van het personeel vastgesteld op 10 000 gld. per jaar, voor salaris en tantième tezamen).
In verband met gebleken misbruik heeft de wetgever terugbetaling van kapitaal onder bepaalde omstandigheden met bovenbedoelde uitdeeling gelijk gesteld en derhalve belast.
De wet bevat eenige vrijstellingen; zij waakt tegen dubbele belasting zoowel van uitdeelingen, welke in Nederland reeds door deze belasting werden getroffen, als van uitdeelingen welke in andere landen in eenigen vorm aan een belasting naar de winst zijn onderworpen.
De bel. bedraagt 5% plus 48 opcenten [ten behoeve van Rijk en gemeente(n)], derhalve 9,05% van het bedrag der uitdeelingen en belaste salarissen.
In vergelijking met andere landen belast Nederland de N.V.’s het minst zwaar; elders wordt gewoonlijk belasting geheven over de geheele winst en soms bovendien over de uitdeelingen. Nederland gaat vrijwel het verst ten aanzien van de vrijstellingen wegens dubbele belasting. Enkele landen (Zwitserland, Liechtenstein en Luxemburg) hebben echter een lagere belasting voor holding-companies.
De dividend- en tantièmebelasting is een zakelijke opbrengstbelasting; én economisch én staatsrechtelijk is zij een indirecte belasting (→ Belastingen, onder I A, sub: Soorten van belastingen). M. Smeets In België is de dividendbelasting een onderdeel van de → mobiliënbelasting. Deze treft onder meer de dividenden, voortgebracht door aandeelen van handelsvennootschappen en burgerlijke vennootschappen, alsook de interesten van de obligatiën van deze vennootschappen (→ Couponbelasting) (samengeordende wetten op de inkomstenbelastingen art. 14, 15 en 16). De eischbaarheid van de dividendbelasting veronderstelt de vervulling van drie voorwaarden:
1° uitkeering van zekere maatschappelijke waarden;
2° de uitkeering moet gedaan worden aan de aandeelhouders in hunne hoedanigheid van aandeelhouder;
3° zij moet een verrijking van den aandeelhouder voor gevolg hebben.
Zij treft dus niet de geheele of gedeeltelijke terugbetaling van kapitaal. De belasting op de dividenden van aandeelen in de Belgische vennootschappen bedraagt 22%; die op de interesten van obligatiën is vastgesteld op 15%; die op de inkomsten uit vreemde aandeelen en obligatiën 6%.
De Tantièmebelasting behoort tot de → bedrijfsbelasting, die o.m. treft: de bezoldigingen van de beheerders, commissarissen of vereffenaars van de vennootschappen op aandeelen, met inbegrip van de gouverneurs, regenten, censoren en anderen, die soortgelijke ambten vervullen (Samengeordende wetten, art. 25 §1, 2° litt. b). Deze belasting bedraagt 9%, verhoogd met 100 opcentimes (id. art. 35, § 6 litt. b).
Rondou/De Weerdt La Divina Commedia (Ital., = De Goddelijke Comedie), het wereldberoemde werk van den Ital. dichter Dante Alighieri. Dante zelf noemde haar „Commedia”. Volgens de West-Europ. vaklitteratuur in de M. E. beteekent dit: blij-eindigend gedicht, geschreven in de moedertaal. De bewondering van het nageslacht voegde er later het adjectief „goddelijk ” aan toe. De D.
C. heeft een uit- en inwendigen inhoud. Uiterlijk is zij het verhaal van Dante’s visionnairen tocht, met Vergilius en Beatrice als voornaamste gidsen, door de Hel, het Vagevuur en den Hemel. Naar zijn innerlijken inhoud beteekent het Gedicht niets anders dan het weder opgaan van den mensch uit de zonde (Hel), door de boete (Vagevuur) tot de vereeniging met God (Hemel). Naar dezen laatsten inhoud zijn Vergilius en Beatrice de symbolen van het natuurlijk verstand en de genade. Deze betrekkelijk eenvoudige gegevens heeft Dante verwerkt tot een overweldigend encyclopaedisch gedicht (ruim 14 000 verzen) van klassieke en middeleeuwsche geschiedenis en cultuur, bijzonder van Kath. philosophie en theologie. Door deze laatste vooral is de D.
C. geworden het wereldgedicht van het Katholicisme. Het werk is, uiterst kunstvol van vorm, opgebouwd naar een getallen-symboliek, waarvan de heilige grondgetallen 1 en 3 de basis zijn. Het geheel vormt een trilogie: De Hel, De Louteringsberg (Vagevuur), Het Paradijs (Hemel). Ieder deel heeft 33 zangen. Met een inleidenden zang bestaat de D.C. dus uit 100 zangen. De zangen zijn opgebouwd uit 3-regelige strophen, waarvan iedere regel 11 lettergrepen telt.
De 1e en 3e regel van iedere strophe rijmt, terwijl het rijm van den middenregel telkens wordt overgenomen door den 1en en 3en regel van de volgende terzine. De voornaamste dichterlijke kenmerken van de D. C. zijn: plastische kracht en groote musicaliteit. De invloed der D. C. op de beeldende kunsten en literatuur, vooral in Italië, is buitengewoon groot geweest. Het werk is in bijna alle talen vertaald en gecommentarieerd.
Na den Bijbel is over de D. C. het meest geschreven.
Lit. Uit de enorme literatuur over de D. C. mogen wij volstaan met het volgende: De Wachter, Ned. Dante-orgaan v. mr. J. Bohl (5 dln., 1876—’83); B.
H. Molkenboer O.P., Dante (1921) ; J. Cohen, Dante in de Ned. Letterkunde (1929).
Ned. vertalingen: A. S. Kok (metr. in terz. met aant., 1864); Hacke Van Mijnden (in terz. met aant. en illustr., 1873; 100 exempl., niet in den handel); U. Thoden v. Velzen (metr., 1874); J. Bohl (in terz. met aant. 1884): J.
K. Rensburg (in terz. met aant. en illustr., 1908); A. Verwey (in terz., 1923); C. Kops O.F.M. (in terz. met aant. en illustr., 1930); B. Van Ooyen-Zeeman [in terz. met aant. (en inl. v. B.
H. Molkenboer O.P.) 1932]; J. ten Kate, De Hal (in terz.); B. Haghebaert O.P. [proza (Vlaamsch) 1901]; H. Boeken (proza, 1909); A. Van Delft (proza met verklaring, 1921).
Fransche vert. o.a. de gedeeltelijke v. Frederic Ozanam (het Purgatorio in posthuum in de verz. werken van O. uitgegeven door J. J. Ampère 1863 ; in proza); volledig: Artaud de Montor (Garnier Parijs).
Duitsche vert. o.a. van Philalethes (pseud. v. koning Johann v. Saksen, metrisch m. aant. 1839—’49'; K. Witte (de grootste Duitsche Danteloog, metr.); A. W. G. van Poppel (Nederlander, in terz. 1928); Stef. George (fragmenten in terz. 1922).
Engelsche vert. H. Longfellow (metr. New York); H. Cary (metr., Londen 1918). Kops Divinatio (Lat.), bij de Oude Romeinen:
1° De kennis van het verklaren der → auspicia. Deskundigen waren de → auguren. Cicero schreef : De Divinatione, in twee boeken, een dispuut over de d. tusschen hem en zijn broeder Quintus (44 v. Chr.).
2° Gerechtelijk onderzoek en beslissing, wie van meerdere personen, die zich in een zaak als aanklager hadden aangemeld, als zoodanig mocht optreden. Bekend is Cicero’s Divinatio in Quintum Caecilium, waardoor Cicero bereikte, dat hij, en niet Caecilius, in het proces tegen Verres als aanklager mocht optreden. Davids
Divinatorisch Op grond van → divinatio (1°).