Hieronder verstaat men een reeds in de 11e eeuw bekend gebed om gevrijwaard te blijven tegen diefstal of om een dief te ontdekken. In dergelijke gebeden wordt de H.
Petrus aangeroepen naar aanleiding van de geschiedenis met Ananias en Saphira (Act.5. 1—11) of van zijn gevangenneming (Act. 12. 3—20). Soms werden met het uitspreken van dit gebed godsoordeelen verbonden.Lit : Ad. Wuttke, Der Deutsche Volksaberglaube (1925). J. v. Rooij.