Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Cursus

betekenis & definitie

Cursus - (Lat., → currere = loopen) beteekent: loop, kringloop, gang.

1° In liturgischen zin: inwendige schikking, regeling, van het Koorgebed, ofwel der Uren onderling, ofwel van het geheel. Alzoo: C. nocturnus (Nachtofficie), C. diurnus (Dagofficie); voorts: seculiere C., monnikscursus; Romeinsche, Benedictijnsche, Keltische, Mozarabische, Gallicaansche, Milaneesche Cursus.

L i t.: Mocquereau O.S.B., Le cursus et la Psalmodie, in de Paléogr. musicale (IV).

Louwerse.

2° Het regelmatig slotrhythme van Lat. proza (→ Clausule), dat ook werd nagestreefd in het middeleeuwsch Latijn van literatuur, liturgie, diplomatiek; hier echter berust de c. niet meer op de lengte van lettergrepen, maar op het intensiteitsaccent. Men spreekt van c. Gregorianus naar paus Gregorius VIII, die zich bijzonder met c. bemoeide. Er zijn voornamelijk 3 soorten van c.:

1° velox, de vlugge: glóriam perducámur;
2°planus, de vlakke: nóstris infúnde;
3° tardus, de trage: (incarnati)ónem cognóvimus (alle drie uit het Angelus-gebed).

L i t . : G. v. Poppel, Over rhythmisch proza in literatuur en liturgie, in De Katholiek (CXL 1911); A. de Boüard, Manuel de diplomatique française et pontificale (1929). v. d. Eerenbeemt.

3° Muzikale cursus. Op gelijke wijze als een Latijnsche zin kan afgesloten worden door een bijzondere schikking der lange en korte lettergrepen, of der betoonde en onbetoonde (cursus), heeft men ook bij de Gregoriaansche muziek verschillende formules, die volgens bepaalde regels een zin beëindigen. Volgens Mocquereau zijn deze muzikale cadenzen, althans oorspronkelijk, gebouwd op de accenten van den tekst; Gastoué legt meer den nadruk op de verschillende kwantiteit der muzikale groepen en komt zoo tot een „metrischen” cursus; anderen onderscheiden een metrisch-tonischen cursus, bijv. bij de Praefatie, en een zuiver muzikalen, die hierin bestaat, dat aan een bepaald aantal muzikale eenheden (groepjes of losse noten, gewoonlijk 5 in getal) eenzelfde aantal lettergrepen van den tekst beantwoordt, zonder eenige rekening te houden met het accent.

L i t.: Mocquereau O.S.B., De l’influence de l’accent tonique latin et du cursus, in Paléogr. Musicale (Solesmes 1894); Gastoué, Cours théorique et pratique du chant grégorien (Parijs 1917); Ferretti, II cursus metrico e il ritmo (Rome 1913). Bruning.

4° Cursus honorum (Lat.), loopbaan van een Romeinsch ambtenaar; carrière. → Ordo honorum.
5° In de moderne beteekenis: leergang, reeks lessen op een bepaald gebied. Het onderricht in cursussen heeft een zeer groote verbreiding gevonden.