Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Compositie

betekenis & definitie

Compositie - 1° in schilderwerken of beeldengroepen, is de schikking der deelen onderling, zoodat een harmonisch geheel ontstaat. In de 16e eeuw werd daarvoor het woord ordonnantie gebezigd.

Het hoofdmoment van het werk moet natuurlijk op een of andere wijze op den voorgrond treden. In archaïsche en primitieve stijlperioden deed men dit veelal door grootere verhoudingen: de hoofdpersoon of hoofdgroep werd dan op aanmerkelijk grooter schaal gegeven dan de bijzaken. Ook moderne kunstenaars passen dit vaak toe. Later bracht men het hoofdmoment in het middelpunt van het vlak, bijv. om het snijpunt der diagonalen. In de luministische schilderkunst zocht men door lichtwerking den nadruk op het wezenlijke der c. te leggen: ofwel men nam dit als uitstralingspunt, vanwaar het licht zich over heel het werk verspreidde (bijv. Correggio), ofwel men liet de wezenlijke deelen als lichtpunten uit het duister opdoemen (bijv.

Caravaggio, Rembrandt). De verdere schikking der deelen geschiedt meestal volgens groote lijnen en elementaire figuren: zoo componeert de Romaansche kunst met voorkeur volgens de horizontale en den rechthoek, de Gotiek volgens de verticale en den gelijkbeenigen driehoek, de Renaissance volgens het vierkant of den rechthoekigen driehoek (Leon. da Vinci), en later ook volgens den cirkel (Raffaël, de zgn. tondo’s). In de Barok was een der diagonalen veelal de compositie lijn en construeerde men graag in ovaal. Zoo heeft iedere tijd en iedere stijl zijn eigen compositie-principen. Regels daarvoor geven is bij al deze verscheidenheid niet doenlijk. In de 16e en 17e eeuw legde men zich toe op het formuleeren van ordonnantieregels en -wetten: zoo van ➝ Mander en Lairesse.

Lit.: Wölfflin, Die Klassische Kunst (71924); Riesling, Wesen und Technik der Malerei (Hiersemanns Handbücher II 1908, 59-72).

Knipping.

2° Bouwkundige c. is de samenstelling van bouw-onderdeelen (bouw-elementen), als muren,daken, vensters, gewelven, tot een bouwkundig kunstwerk. Op velerlei wijze kunnen deze bouw-elementen worden gerangschikt en kunnen zij gestalte verkrijgen, doch steeds moeten de grondgedachten van een bouwkundige c. ontstaan uit het samengaan van de hier volgende drie ideeën: a) het beginsel van doelmatigheid en duurzaamheid, hetwelk eischt, dat zoowel het bouwwerk aan zijn doel beantwoordt, alsook dat uit de logische, goede constructies de volmaaktheid en duurzaamheid spreekt, waarmede zij aan hun doel beantwoorden, b) Het beginsel van waarheid en orde, hetwelk zoowel geldt voor de vereeniging van de deelen onderling tot een doelmatig organisme, als voor de karakteristieke gestalte, waardoor de beteekenis van het gebouw voor ons duidelijk wordt, als ook in de verwerking van de materialen naar hun eigen aard. c) Het beginsel van schoonheid, waardoor de Eeuwige Waarheid schittert in het menschenwerk.

Men begint bij het componeeren met het vaststellen van het program van eischen, waaraan het bouwwerk moet voldoen. Men moet rekening houden met de windrichting; de vertrekken én in onderling verband én ten opzichte van de omgeving zoo gunstig mogelijk plaatsen. Gewoonlijk gaat men, na de verschillende vertrekken tot groepen te hebben vereenigd, deze op een vlak stuk papier op een kleine schaal teekenen. Dit is echter geen ontwerpen of componeeren van ruimtelijke vormen, doch slechts een hulpmiddel voor het ordenen. Er zijn meerdere hulpmiddelen om tot grootere orde te komen, o.a. het werken met assenstelsels [axiaal stelsel; ➝As (4°)] of met bepaalde maatsystemen. In den bloeitijd van de Gotiek was dikwerf de gelijkzijdige driehoek maatgevend voor de bogen en de vormen van het gebouw.

De architect is in staat met ruimten een gedachte uit te drukken of een sfeer te scheppen, ofwel hoedanigheden als kracht, gratie, breedheid, massiviteit enz. in zijn bouwwerken en in de onderdeden ervan naar voren te brengen, alsook de werking van krachten in bouwonderdeelen duidelijk te maken, bijv. den druk op een zuil door een juiste vormgeving van het kapiteel. Allerlei elementen en factoren werken in de compositie mede. Behalve de reeds genoemde, spelen de verhoudingen der bouwonderdeelen een groote rol. Alles moet geordend zijn naar maat en getal.

Primair is in een bouwkundige c. voor het exterieur het uitdrukken van een idee, door het afwegen en afstemmen der bouwmassa’s, welke bouwmassa’s een logische omsluiting moeten zijn van harmonische ruimtevormen. Secundair, maar toch van groote beteekenis, zijn zoowel de goed geproportionneerde wanden en vlakken, voorzien van vensters en lijstwerken, de schoonheid van het materiaal, de toegepaste constructies, en het schilder- en beeldhouwwerk.

Lit.: Jan Stuyt, Bouwk. C. (Antwerpen 1934; een prettig geschreven boek, dat een goed inzicht geeft); Handbuch der Architektur (IV, 1e Halfband, Architektonische C., Stuttgart 1904); Jos. A. Alberding Thym, de Heilige Linie (nog steeds van belang); dr. ir. F. Ostendorf, Sechs buchern vom Bauen (Berlijn 1919 ; practisch en degelijk werk). Thunnissen.

3° Samenstelling van een muziekwerk. Niet alleen de vervaardiging van een stuk naar de objectieve vormen, maar ook de nauwkeurige vaststelling van het eigen organisme: de bouw van groote lijnen op het evenwicht van détails, waarbij de elementen rhythme, melodie en harmonie in voortdurende samenwerking of wisselwerking zijn. H. Andriessen.
4° ➝Recht; ➝ Zoengeld.
5° Pauselijke c. is een geheele of gedeeltelijke kwijtschelding, door of namens den paus verleend, van schulden of schadevergoedingen, aan Kerk of kerkelijke rechtpersonen verschuldigd.
6° (B i n d i n g s l e e r) ➝ Weefsels.
7° (Tech n.) ➝ Locomotief.