Cánticum - (Lat.), in het alg.: lied; in het bijz. (in de Oudheid), in tegenstelling met chorus, koorlied, een door één tooneelspeler voorgedragen: vooral lyrisch stuk, begeleid door een fluitspeler; het beantwoordt aan de monodie der Grieksche tragedie. Cantica kwamen voor in de Lat. tragedie en comedie, de Atellana en den Mimus. “Davids”.
In de liturgie: gezangen, ontleend aan de H. Schrift en naast de psalmen gebruikt. → Benedicite (1°); Benedictus (1° en 2°); Magnificat; Nunc dimittis. Andere minder bekende bevatten de Lauden, en, in het kloosterbrevier, de derde Nocturne der Metten.