Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Camerarius

betekenis & definitie

Camerarius - 1° Joachim, eig. Liebhard Kammerer (een van zijn voorouders was kamerheer van den bisschop van Bamberg), Humanist, een der eerste philologen van zijn tijd; * 1600 te Bamberg, ✝ 1574 te Leipzig.

C. was prof. in Grieksch te Neurenberg, Tübingen en Leipzig. Hij was een vurig ijveraar voor de Klass. studiën en schreef o.a. biographieën van Georg von Anhalt en zijn vrienden Eobanus Hessus en Melanchthon. In 1521 sloot hij zich bij de Hervorming aan en stond sinds dien Melanchthon met raad en daad terzijde. “Zr. Agnes ”2° Rudolf Jacob, Duitsch botanicus en arts; * 1665 te Tübingen, ✝ 1721.

Hij was directeur van den botanischen tuin en professor in de biologie te Tübingen. In de meeste handboeken over plantkunde wordt aan C. de eer gegeven de geslachtelijkheid bij de bloem ontdekt te hebben. In feite echter leverde reeds Theophrastes het eerste proefondervindelijk bewijs van de sexualiteit bij den dadelpalm, terwijl de Engelsche plantkundige Jacob Bobart, die met Lychnis dioica experimenteerde, in 1678 aantoonde, dat stuifmeel van de mannelijke bloemen op den stempel van de vrouwelijke stamperbloemen hoeft gebracht te worden, wil men kiemkrachtig zaad bekomen.

Boven de toevallige waarneming verkoos Camerarius de experimenteele wetenschap; zijn groote verdienste schuilt dan ook hierin, dat hij in de jaren 1691—’94 het proefondervindelijk bewijs voor de sexualiteit der bloem leverde: niet enkel bestudeerde hij den invloed van de bestuiving op een aantal tweehuizige planten, hennep, Mercurialis, e.a. doch hij bevond, dat zaadvorming bij eenhuizige planten, als maïs, uitbleef wanneer de bestuiving met mannelijke pollen verhinderd werd door de stuifmeelbloemen tijdig weg te snijden; verder castreerde (→ Castratie) hij de tweeslachtige bloem der boon en isoleerde de vrouwelijke bloemen van de moerbei. Eveneens spoorde hij de oorzaak op van het feit dat vrouwelijke of gecastreerde tweeslachtige bloemen toch zaad of vruchten gaven, hoewel in de buurt geen meeldraadbloemen aanwezig waren. In een brief aan prof. Valentin te Giessen in 1694 kwam Camerarius tot het besluit, dat de stuifmeelzakjes de mannelijke geslachtsorganen zijn van de bloem en dat alleen die bloemen, op wier stempel pollen was aangebracht, vruchten en zaden gaven; de herkomst echter van dit stuifmeel kon hij niet verklaren. Eerst 45 jaren later, in 1739, ontdekte de Schot James Logan, dat de wind en de insecten het stuifmeel kunnen overbrengen.

Bibliogr.: M. Möbius (Leipzig 1899, Ostwalds Klassiker der Exakt. Wissensch. nr. 105). “Dumon