Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Buiging, (divers)

betekenis & definitie

Buiging, (divers) - 1° van het geluid, acoustisch verschijnsel van denzelfden aard als de ➝ buiging of diffractie der lichtgolven aan den rand van een scherm of door een rooster. Is waar te nemen in concertzalen of kerken, waarin zich pilaren bevinden en waardoor plaatselijk verzwakkingen of versterkingen van het geluid optreden.

Lit.: Lord Rayleigh, Theory of Sound.

V. Itterbeek.

” 2° Buiging van het licht. Wordt een smalle spleet S door een evenwijdigen lichtbundel, afkomstig van een puntvormige lichtbron L, verlicht, dan vindt aan de spleet buiging van het licht plaats. Plaatst men behalve de lens P een tweede lens Q in den bundel, dan ziet men op het scherm Sch naast het beeld van de lichtbron, waar men dat geometrisch-optisch verwacht, een reeks andere, des te meer en des te scherper, naarmate de spleet smaller is.

B. is een vorm van ➝ interferentie. Voor het geval, boven omschreven, is het buigingsbeeld gemakkelijk te berekenen. Een monochromatische lichtgolf treft de spleet. In een richting α vindt uitdooving plaats, als BE een geheel aantal malen de golflengte van het licht bedraagt.

Buiging door meerdere spleten, ➝ Rooster (optisch). Buigingsverschijnselen als boven omschreven, waarbij evenwijdige bundels interfereeren, vat men samen onder den naam: buigingsverschijnselen van Fraunhofer. Beschouwt men interferentie van niet evenwijdige bundels, dan spreekt men van ➝ buigingsverschijnselen van Snellius.

Dekkers.” 3° Buiging van Röntgenstralen werd het eerst waargenomen op dezelfde wijze als bij zichtbaar licht, nl. door het wijder worden van een parallellen bundel, nadat deze door een nauwe spleet gegaan was. Die proef van Haga en Wind (1902) had destijds groot belang, omdat daardoor uitgemaakt werd, dat de onbekende X-stralen electromagnetische trillingen zijn.

< >