Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Buffel

betekenis & definitie

Buffel - Bubalus, een der geslachten van de runderen. De wilde buffel komt vooral in Indië voor, in moerasachtige en waterrijke streken.

De voornaamste in zijn soort, Arni genaamd, bezit reusachtige, tot 2 m lange driehoekige horens, naar achteren gebogen; het is een zeer plomp en zwaar dier (1,8 tot 2 m schofthoogte; gewicht tot 1600 kg), zeer woest en gevaarlijk.

De tamme buffel lijkt veel op den wilden; sommige rassen hebben niet zulke zware horens of zijn ongehoornd. Hij komt in de tropen en subtropen en sinds de 12e eeuw ook in Z. en Z.O. Europa vrij sterk verbreid voor en is in die warme en vochtige streken door zijn groot weerstandsvermogen en zijn sterkte een zeer hoog geschat gebruiksdier (bijv. in de rijstcultuur). De tamme buffel is vooral als trekdier geschikt, geeft weinig melk en levert taai vleesch. Het leder uit de huid gemaakt, is zeer sterk.

In het bijzonder moeten nog vermeld worden de karbouw, een halfwilde of tamme soort, voorkomend op de Soenda-eilanden en de Filippijnen. Een kleinere vorm wordt nog gevonden op Celebes (Anoa). In Z. Afrika komt de kafferbuffel (B. caffer) voor, ook zeer zwaar van bouw en nog woester dan de Indische buffel.

Verheij.