Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boos oog

betekenis & definitie

Boos oog - bijgeloof bij oudere en nieuwere volken, dat meent, dat nijd en wangunst aan sommige menschen een bijzonder vermogen schenken, anderen dooreenblik van hun oogen te benadeelen. Men gaat uit van den scherpen, doordringenden blik van sommige personen, een magische kracht van het oog, doordat ’t op iemand of iets staart.

Goden en helden bezitten deze kracht ook: Thor bijv. en Sigurd, zoo ook heksen, reuzen, slechte vrouwen. Bij de Germaansche stammen bestond het idee, dat de booze blik over ’t algemeen doodend was of kwalen verwekte, zooals vermagering, en krankzinnigheid; zuilen kunnen er door barsten, brand kan hij ontsteken op grasvlakten, de pijlen worden erdoor in hun vaart gestuit, zwaarden stompen er door af. Hij is krachteloos te maken o.a. door den daarmee behepten persoon scherp aan te zien, voordat hij zelf gekeken heeft.

L i t.: O. Jahn, Über den Aberglauben des bösen Blickes bei den Alten (Ztsch. des Vereins für Volkskunde, XI, 304 vlg.): id., Über den Aberglauben vom bösen Blicke (Ber. d. Sächs. Ges. d. Wiss., 1855).

Brouwer.