Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bodmer

betekenis & definitie

Bodmer - 1° Johann Jakob, ZwitserschDuitsch dichter en letterkundig theoreticus. * 19 Juli 1698 te Greifensee, ♱ 2 Jan. 1783 te Zürich, waar hij hoogleeraar was. Als dichter beoefent hij vooral: het b ij b e le p o s (Noah 1750) in navolging van Milton, dien hij vertaalde, en van den jongen Klopstock.

Gewichtiger voor de dynamiek der Duitsche letterkunde was de door hem, in samenwerking met Breitinger, aangegane strijd van de Zwitsersche tegen de Leipziger school, meer bepaaldelijk tegen Gottsched, over het wezen der poëzie. Inzet van den strijd was de Fransche pseudo-klassiek, waarvan Gottsched een blind aanhanger was, terwijl B. de Duitsche literatuur meer naar Engelsche voorbeelden (Milton, Shakespeare) wil oriënteeren, en ook, als uitgever van de N i b e l u n g e n e. a. documenten der nationale traditie, meer bepaald naar de middeleeuwen verwijst. Vooral over de rol van de verbeelding bij het poëtisch scheppen hield B. het liever met de Engelsche sensualistisch-empirische psychologie en aesthetica, die pleit voor de rechten van het gemoed en eischt, dat de phantasie op zinnelijke aanschouwing zal berusten (Ut pictura poësis!), dan met de Fransch-rationalistische, die alles van de rede verwacht, en van navolging der klassieken. Zijn standpunt echter inzake toelaatbaarheid van het wonder in de poëzie schijnt hiermee in strijd, vermits het wonder als zoodanig niet onder de zintuiglijke waarneming valt; waarom hij dan ook eischt, dat het binnen de grenzen eener „vermomde waarschijnlijkheid” zal blijven; aansluiting bij Leibniz ’ Monadologie liet intusschen toe, dat die grenzen tamelijk wijd getrokken werden: immers in de vele mogelijke werelden van het Leibniziaansche idealisme zijn vele wonderen voor waarschijnlijk te houden. De strijd tusschen Leipzigers en Zwitsers, een soort uitlooper op Duitsch gebied van de querelle des anciens et des modemes, verliep geheel ten gunste der laatsten, dank zij vooral het verschijnen, in 1750, van Klopstock’s Messias. Op afstand beschouwd lijkt de strijd van Bodmer voor de irrationeele bronnen van het poëtische een verwijderd prae-romantisch voorspel: maar de strijd der Zürichsche school tegen den jongen Sturm-undDrang betuigt later haar gebondenheid in den ban van de Aufklarungsideeën.

U i t g.: Die Diskurse der Mahler en Chronik der Gesellschaft der Mahler door Th. Vetter (Frauenfeld 1887 vlg.); keuze door J. Krüger in Kürschner’s Nationalliteratur (XLII Berlijn 1886). — L i t.: G. Jenny, Miltons Verlorenes Paradies in der deutschen Literatur (St. Gallen 1890); F. Servaes, Die Poetik Gottscheds und der Schweizer (Straatsburg 1887); F. Braitmaier, Geschichte der poetischen Theorie und Kritik (Frauenfeld 1888); Jubileumbundel: Denkschrift zum 200. Geburtstag Bodmers (Zürich 1900); G. Belouin, De Gottsched a Lessing (Parijs 1909); G. de Reynold, B. et P école suisse (Lausanne 1912); J. G. Robertson, Studies in the genesis of romantic theory (Cambridge 1923). Baur.

2° Paul, Zwitsersch schilder, * 1886 te Zürich, leeft aldaar; onderging sterk den invloed van von Marées.

Voorn. werken: Fresco’s in de Universiteit van Zürich (nu weggenomen); fresco’s in den kruisgang van het O. L. Vr. Münster te Zürich.

< >