Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Biltsch

betekenis & definitie

Biltsch - Dit dialect, dat bij het Zuid-Oost-Hollandsch behoort, doch waarin ook veel Friesche woorden en klanken zitten, wordt gesproken in Het Bilt op de Friesche kust, den mond der oude Boorzee, die in het begin der 16e eeuw onder leiding van vier Hollandsche edelen werd ingepolderd. Tot deze drooglegging en bedijking had hertog George van Saksen aan die vier heeren in 1604 voor den tijd van elf jaren concessie gegeven en in 1508 was de bedijking klaar.

Langen tijd meende men dat dit dialect Hollandsch was, wijl de Biltbewoners (Bilkers noemt men deze in Friesland) in meerderheid Hollanders van origine zouden zijn. Zeker hebben de vier Hollandsche edelen en heeren een partij Hollandsche polderjongens meegebracht, doch die trokken zeker later weer weg. Van hen kan het Hollandsche element in de taal dus bezwaarlijk afkomstig zijn. Bovendien is langs historischen weg niet te bewijzen, dat deze polderjongens Hollanders waren. Het kunnen evengoed bijv. Friezen geweest zijn.

En verder heeft G. Kloeke de oud-Biltsche pachterslijsten uit de 16e eeuw nagezien en op grond van de erin voorkomende eigennamen besloten: „Het eigennamenonderzoek kan bijna nooit anders dan tot globale resultaten leiden. Wil men echter het bovenstaande door een kleine waarschijnlijkheidsrekening aanvullen, dan kan men [uitgaande van het groote aantal positieve Friezen (dit blijkt vnl. uit voornamen als Boota, Yelle, Ydde, Lyewa, Pybbe, Douwe), ruim 40% van het geheel bedragende] nimmer tot het resultaat komen, dat het percentage Hollanders dat der Friezen overtroffen heeft”. Er waren immers ook Engelschen en zeer vele namen als Jan, Jacob, Claes, en bijbelsche namen, waaruit voor de afkomst niets te concludeeren viel. Daarentegen bleek uit de pachterslijsten enz. evenzeer, dat van de groote heeren, de kapitaalkrachtigen, een aanzienlijk percentage, zoo niet de groote meerderheid, Hollanders was.

Niet de kwantiteit van de Hollanders gaf dus den doorslag tot de verhollandsching van Het Bilt, maar hun prestige, het feit dat zij sociaal hooger stonden. Want de erkenning van de superioriteit is de eerste schrede tot navolging in zeden en gewoonten, en ook in de taal. Zoo is de in meerderheid autochtone Friesche bevolking van Het Bilt aanmerkelijk in taal verhollandscht.

L i t.: J. Winkler, Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon (I); G. Kloeke, De Hollandsche expansie.... en haar weerspiegeling in de hedendaagsche Ned. dialecten (1927, 60-75); J. v. Ginneken, Handb. der Ned. Taal (I 1928, 89); id., Onze Taaltuin (II, 193 vlg.). Weijnen.

< >