De bestuurstaal door het bestuur van een graafschap, een stad, een gilde gebruikt in keuren, rekeningen, gedingen enz. Zij bestond reeds zeker in akten uit de eerste helft der 13e eeuw, maar vertoont zich feitelijk eerst in Vlaanderen, omstreeks 1250 (Schepenenbrief van Boeehout 1249; Rentebrief van Massemen, ca. 1250).
De taal der best verzorgde stukken (le soort), als die der keuren, welke vaak in kloosters opgesteld werden, steekt door haar dialectische kleur vaak merkbaar af tegen de litteraire taal (Jacobs, Het Westvlaamsch, 1928, 73, 10A); nog grooter is dit verschil echter in akten (rekeningen, correctieboeken). opgesteld door gewone stadsklerken (2e soort), en nog grooter afwijkingen vertoont de schrijftaal van onbeholpen schrijvers, bijv. in gilderekeningen (3e soort). De studie van de laatste soort laat vooral toe de hand te leggen op staaltjes en juweeltjes van de eigenlijke Mnl. volkstaal.L i t.: Jacobs, Verslagen en Med. Kon. VI. Ac. (1922. 485-489); Fl. Prims, O. C. (1933, 301-312).
Jacobs.